[Oudfr.], m. (-s, -en),
1. wijd, lang neerhangend mansbovenkleed met wijde mouwen, als ambtsgewaad van magistraten enz.; toga: (fig.) iemand op zijn tabbaard geven, slaan enz., hem slaan of berispen;
2. (16e-17e-eeuw) lang vrouwenbovenkleed, een aansluitend lijf met aangerimpelde rok die middenvoor open was en zo het onderkleed toonde.