Johannes Philippus, Ned. rechtsgeleerde, *4.9.1869 ’s-Hertogenbosch, ♱ 14.6.1962 ’s-Gravenhage. Suyling studeerde te Utrecht, Parijs en Berlijn.
Hij was van 1907—11 buitengewoon hoogleraar in het volkenrecht te Leiden en van 1911—29 hoogleraar in het burgerlijk recht en internationaal privaatrecht te Utrecht. Toen legde hij zijn hoogleraarschap neer om zich geheel aan wetenschappelijk werk te kunnen wijden. Hij was, naast E.M.Meijers en P.Scholten, een van de grootste Ned. juristen van de eerste helft van de 20e eeuw. Zijn onorthodoxe en scherpzinnige verklaring van vele leerstukken uit zijn vakgebied verschafte hem grote bekendheid. Werken: Inleiding tot het burgerlijk recht (1918—23, 3e dr. 1948), Recht en staat in de empirische wetenschap (1945), Levend en stervend recht (1947) De subjectieve rechten in het positieve privaaten publiekrecht (1949).