Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Schroef

betekenis & definitie

v./m. (schroeven),

1. bevestigingsartikel bestaande uit een steel met schroefdraad aan de buitenzijde (al of niet over de gehele lengte), al of niet voorzien van een kop, en veelal een voorziening hebbend voor het aandraaien hetzij met de hand, hetzij met gereedschap in welk geval de voorziening is aangebracht in de kop, of bij ontbreken daarvan in de steel; een rechtse, linkse schroef, met rechtse, resp. linkse schroefdraad, een schroef zonder einde, worm, cilinder met schroefdraad waarvan de windingen in de tanden van een rondsel grijpen, zodat dit bewogen wordt door het omdraaien der schroef; een schroef aanzetten, vastdraaien; de schroef is verlopen, de schroefdraad pakt niet meer; de schroef is dol(gedraaid), de schroefdraad is verwrongen, afgesleten, pakt niet meer; (zegsw.) alles staat (weer) op losse schroeven, alles is onzeker, er valt niet op te bouwen; (ook) deel van een werktuig waarin zich een schroefdraad bevindt: de schroef van een kurketrekker;
2. klem die met een schroef geopend en gesloten wordt: bankschroef; (fig.) de schroeven wat aandraaien, met meer klem, met meer kracht optreden;
3. schroef van Archimedes, tonmolen schroefpomp;
4. (ook: rotor), draagschroef, een in het horizontale vlak draaiende schroef die bij een autogiro, of een hefschroefvliegtuig de draagkracht levert;
5. luchtschroef;
6. scheepsschroef: grote schepen hebben vaak meer dan één schroef; overeenkomstig werktuig ter voortbeweging van luchtvaartuigen, propeller;
7. (plantkunde) bostryx, bloeiwijze met bloemen aan assen waarvan de opeenvolgende vertakkingen kruisgewijs en naar rechts of links staan (bloeiwijze);
8. beweging volgens een schroeflijn; (schoonspringen) duiksprong waarbij het lichaam in de lengteas draait, dolfijnsprong;
9. (snaarinstrumenten) pen om de snaren te spannen.

De schroef als machineonderdeel kan gebruikt worden als bevestigingsschroef om onderdelen van constructies aan elkaar te bevestigen, of als bewegingsschroef (stelschroef) in instrumenten om het instrument of een bijbehorend voorwerp ten opzichte van elkaar te positioneren. Houtschroeven zijn taps over (een deel van) het schroefdraadgedeelte om gemakkelijker in het hout te kunnen dringen. Plaatschroeven hebben een zelf tappende schroefdraad, d.w.z. zij zijn zo hard dat ze zelf draad tappen in de plaat. Verzonken schroef wil zeggen dat de kop geheel of gedeeltelijk (bij bolverzonken) in het materiaal verzinkt doordat daarin een kegelvormige uitholling wordt aangebracht. De voorziening voor het aandraaien van een schroef met gereedschap kan bestaan uit een rechte gleuf (voor een schroevedraaier), kruisgleuf (kruisschroevedraaier), binnenzeskant (zeskantsleutel) e.d. schroefbout.