(schilderde, heeft geschilderd),
1. oppervlakken met verf overdekken, ter conservering en kleurgeving, verven: zijn huis laten schilderen; glas schilderen (glas, VERSIERING);
2. met verf aanbrengen (opschriften of eenvoudige voorstellingen);
3. met verf en penseel afbeelden: landschappen, portretten schilderen;
4. (abstract) het vak of de kunst van een schilder uitoefenen: hij schildert voor liefhebberij;
5. levendig beschrijven: hij schilderde ons zijn tocht vol moeite en gevaren;
6. als schilder bezig zijn: hij schildert aan een groot stuk.