Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Roepen

betekenis & definitie

(riep, heeft geroepen),

1. schreeuwen, een kreet, kreten slaken: de vogels fluiten en roepen; zich hees roepen;
2. de stem luid verheffen om iets mee te delen: ik hoor iemand roepen;
3. met luide stem verkondigen;
4. in het openbaar afkondigen, bekendmaken;
5. de stem verheffen om iets te verkrijgen: om hulp roepen;
6. wekken: ik zal je morgen om vijf uur roepen;
7. de stem verheffen om iemand te kennen te geven dat hij komen moet: het kind roept om zijn moeder; iemand te hulp roepen, diens bijstand inroepen; een dokter, de politie roepen; je komt als geroepen, zeer gewenst, op het juiste ogenblik; een leger onder de wapenen roepen, de mobilisatie afkondigen; iemand terzijde roepen, om hem alleen te spreken; mijn plicht roept mij;
8. (fig. van iets onstoff.) maken dat iets ergens komt: zich iets voor de geest roepen, de herinnering eraan oproepen, eraan terugdenken;
9. iemand, iets in een bepaalde toestand brengen: iemand tot het bewustzijn roepen; (geheel fig.) iets in het leven roepen, doen ontstaan, vormen, organiseren;
10. (iemand) bestemmen tot iets: velen zijn geroepen maar weinigen uitverkoren (Matt. 20,16); geroepen zijn tot, bestemd zijn tot de een of andere taak;
11. iemand tot een ambt, bediening of waardigheid verkiezen of benoemen: tot het ministerschap geroepen worden;
12. roepen over, zich over iemand of iets met uitbundige lof uitlaten.