(ritselde, heeft geritseld),
1. een zacht, onregelmatig, schuifelend, ruisend of krakend geluid doen horen (ten gevolge van een lichte beweging, m.n. van bladeren); zowel gezegd van hetgeen het geluid maakt, als van hetgeen dit teweegbrengt: de wind ritselde in de bomen; ik hoor een muis ritselen tussen het behang; (oneig.) het ritselt van, wemelt van;
2. handig in orde maken.