Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Ribkwallen

betekenis & definitie

v./m. (mv.), Ctenophora, een fylum van het dierenrijk (overzicht), waartoe kwalachtige dieren behoren, die in uitwendige vorm een sterke gelijkenis vertonen met sommige holtedieren (fylum Coelenterata), waarmee zij vroeger verenigd werden.

In hun bouw, evenals door het totaal ontbreken van netelcellen, wijken ribkwallen sterk af van de holtedieren. Wel is hun lichaam geleiachtig en min of meer doorschijnend, maar het is tweestralig symmetrisch (d.w.z. het kan slechts door twee vlakken, die elkaar onderling loodrecht snijden, in symmetrische helften verdeeld worden). De meeste holtedieren zijn echter radiair of straalsgewijs symmetrisch. De lichaamsvorm van de ribkwallen is zeer uiteenlopend, nl. bolvormig, napvormig of van een sterk afwijkende gedaante. Er zijn gewoonlijk 8 meridionale rijen trilhaarplaatjes. Elk plaatje ontstaat door versmelting van een aantal trilharen.

Hiermee kunnen zwembewegingen worden uitgevoerd. Voor het vangen van voedsel zijn vele ribkwallen uitgerust met een paar lange, sterk vertakte tentakels, die geheel kunnen worden teruggetrokken en bezet zijn met kleefcellen. Zij kunnen hiermee kleine prooien vangen. Enkele soorten (o.a. Beroe) voeden zich met grotere prooien. Voedsel komt via de aan de onderzijde gelegen mondopening in de maagdarm, die een andere bouw heeft dan die van de holtedieren.

In de Noordzee komen voornamelijk de geslachten Beroe en Pleurobrachia (zeedruif) voor. In warmer water leven soorten met een zeer grillige gedaante, (b.v. venusgordel). Alle ribkwallen zijn zeer waterrijk en daardoor uiterst kwetsbaar. In de ontwikkeling treedt geen poliepstadium op. Uit de (drijvende) eieren ontwikkelt zich, na bevruchting, een zgn. cydippelarve, waaruit het volwassen dier zich direct ontwikkelt.