Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Rhodophyta

betekenis & definitie

roodwieren, een hoofdafdeling van het plantenrijk (overzicht). Het zijn algen die rood of paars, soms groenachtig gekleurd zijn.

Verreweg de meeste soorten leven in zee. In de levenscyclus is geen beweeglijke (zwemmende) fase; ééncellige stadia (zoösporen, mannelijke geslachtscellen) hebben geen flagel (zweephaar) en zijn bewegingloos; zij worden passief door het water meegevoerd. Alle Rhodophyta vestigen zich op rotsen of op andere wieren; vrij ronddrijvende soorten zijn niet bekend. Enige soorten zijn parasitair.In alle zeeën komen Rhodophyta voor; zij zijn in de poolzeeën schaars. Zij leven zowel in de getijdenzone als (betrekkelijk vele soorten) op 75-90 m diepte. De grootste diepte waarop Rhodophyta werden aangetroffen, is 200 m. De soorten van het zoet water leven vooral in zuurstofrijk, snelstromend water (beken), b.v. Batrachospermum moniliforme, kralensnoerwier, en de olijfgroene tot diepviolette Lamanea-soorten (Europese gebergten).

De rode kleur wordt door fycoërythrine veroorzaakt, een pigment, dat in sterof schijfvormige ophopingen binnen de cel aanwezig is. Andere, veel minder opvallende kleurstoffen zijn fycocyanine (blauwgroen), chlorofyl en enige gele kleurstoffen. Zeer sterke belichting veroorzaakt een teruggang van de rode kleur en versterking van de blauwgroene. Het reservevoedsel (fotosyntheseprodukt) is nauw aan zetmeel verwant, het zgn. Florideae-zetmeel.

Vrijwel alle Rhodophyta zijn meercellig en bestaan uit draadvormige cellenketens. De cellen zijn gewoonlijk eenkernig en in vele gevallen hangen de protoplasten van buurcellen samen door een porie in de scheidingswand. De voortplanting geschiedt soms door (onbeweeglijke) sporen. Er is geslachtelijke voortplanting door ‘ei-bevruchting’. In spermatangiën worden (onbeweeglijke) mannelijke geslachtscellen gevormd (spermatiën). Een carpogonium bevat de eicel.

Dit carpogonium heeft een uitsteeksel, het trichogyne. Een spermatium kan aan de trichogyne blijven kleven. Door een daarna ontstane porie in de trichogyne dringtdespermatiuminhoud het carpogonium binnen en bereikt de eicel. Bij de meer gespecialiseerde Rhodophyta, de Florideae, worden carpogonium en spermatangium door de haploïede gametofyt voortgebracht (generatiewisseling). Na de bevruchting groeit de carposporofyt uit (diploïed), die op de gametofyt parasiteert en klein blijft. Diploïede carposporen ontstaan en deze leveren een diploïede, in uiterlijk op de haploïede gametofyt gelijkende wierplant, de tetrasporofyt. Deze brengt tenslotte na reductiedeling haploïede sporen voort, die weer tot gametofyten uitgroeien.

Economisch zijn de Rhodophyta van betekenis als producenten van agar-agar (Gelidium) en als bron voor carrageen (Chondrus). Andere voorbeelden: Gigartina, Lithothamnion.

< >