Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

raaigras

betekenis & definitie

[Eng. botanicus Ray], o. (-sen), Lolium, een plantengeslacht waarvan vier soorten in de Benelux inheems zijn.

Raaigras is de belangrijkste grassoort van de Belg. en Ned. graslanden. Het wordt sterk bevorderd door beweiding. Het Engels raaigras (Lolium perenne) is een overblijvend ondergras, dat zich vroeg ontwikkelt en tot laat in de herfst blijft doorgroeien. Er kunnen twee vormen worden onderscheiden, een vroeg bloeiend hooitype, dat min of meer rechtop groeit en een laat bloeiend weidetype dat breeduit groeit, sterk uitstoelt en een dichte zode geeft. Het gras vraagt vruchtbare grond en geeft dan uitstekende opbrengsten. Het Italiaans raaigras (L. multiflorum) is veel forser, te herkennen aan zijn opgerolde bladspruiten, lichtgroene kleur en door het bezit van kafnaaldjes.

Het vormt meer halmen, minder bladrozetten, is dus meer bovengras. Het groeit zeer snel en komt reeds in het eerste jaar tot volle ontwikkeling en tot zaadvorming. Een 2e of 3e gebruiksjaar loont meestal niet. Het is daarom niet geschikt voor blijvend grasland, daarentegen uitstekend voor tijdelijke, 1of 2-jarige kunstweiden. Op vruchtbare, sterk bemeste gronden kan het hoge opbrengsten leveren. Het door de cultuur eenjarig geworden Westerwolds raaigras (L. multiflorum var. westerwoldicum) is een variëteit van het Italiaans raaigras en groeit onder gunstige omstandigheden nog sneller en brengt nog meer op. Vrij zeldzaam is verder de dolik (L. temulentum) in akkers (schadelijk voor vee).