(ook: Purkinje-fenomeen), het verschijnsel dat de verhouding van de helderheidsindrukken die men van verschillend gekleurde vlakken krijgt afhankelijk is van de sterkte van hun verlichting. Een bekend voorbeeld is dat van de rode tulp in groen gras: de bloem die bij daglicht helder uitkomt temidden van zijn omgeving wordt vrijwel zwart als de schemering valt.
Het Purkinje-effect is ook voor de sterrenkunde van belang, waar het storend werkt bij de vergelijking van de helderheden van verschillend gekleurde sterren. Als een witte en een gele ster in een bepaalde kijker even helder gezien worden, lijkt de gele ster helderder dan de witte in een kijker van grotere openingen (d.w.z. bij grotere hoeveelheid licht), zwakker in één van kleinere opening. De verklaring van het Purkinje-effect berust op het feit dat in het netvlies van het oog twee soorten lichtgevoelige elementen aanwezig zijn: de staafjes en de kegeltjes (gezichtsorgaan). De staafjes doen alleen dienst bij zeer geringe lichtsterkten, de kegeltjes dienen voor de waarneming bij grotere lichtsterkten. Beide hebben een verschillende gevoeligheidskromme (met een maximum bij resp. groen en geel licht) (dupliciteitstheorie). Hieruit volgt: als men twee kleuren kiest waarvoor het oog bij kegeltjeszien gelijke gevoeligheid heeft, dan is in het algemeen deze gevoeligheid bij staafjeszien niet gelijk. kleurenzien.