m. (-ken),
1. lichte steek met een puntig voorwerp; ook: injectie: ik moet nog een prik hebben;
2. door prikken ontstane opening of wond: er zitten prikken van punaises op het behang;
3. op een prik, tot in de kleinste kleinigheid nauwkeurig: hij weet het op een prik;
4. bedrag dat men voor zichzelf heeft vastgesteld, subjectieve prijs: dat gaat boven mijn prik, dat is mij te duur; (gemeenz.) dat is vaste prik, dat gebeurt, dat doet hij (enz.) geregeld;
5. (kindert.) spuitwater, koolzuurhoudende limonade: ga even een fles halen.