Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-06-2020

pollen

betekenis & definitie

[Lat. fijn meel], m./o., (plantkunde) (ook: stuifmeel), microscopisch kleine rondachtige lichaampjes (mannelijke geslachtscellen), gevormd in de mannelijke organen, b.v. in de helmknop van de Spermatophyta of zaadplanten.

(e) Bij vele Gymnospermae (naaktzadigen) ontstaan pollen in ‘pollenzakjes’. Elke pollenmoedercel levert vier pollenkorrels of stuifmeelkorrels. De kern van de pollenmoedercel kan zich in tweeën delen, waarna een scheidingswand wordt gevormd; deling van deze beide dochtercellen brengt het aantal voortgebrachte pollenkorrels op vier. Het kan echter ook gebeuren dat de kern van de pollenmoedercel zich tweemaal deelt en dat pas daarna de scheidingswandjes ontstaan: de vier pollenkorrels ontstaan tegelijkertijd. De eerstgenoemde vormingswijze komt voor bij verreweg de meeste Monocotyledones (eenzaadlobbigen), de andere is karakteristiek voor de meeste Dicotyledones (tweezaadlobbigen).

Soms blijven pollenkorrels met vieren samenhangen (tetraden, b.v. bij Rhododendron, Typha, Drosera), soms kleven vele tezamen (massulae, b.v. bij Mimosaceae en sommige Rubiaceae), soms klontert de gehele pollenmassa van een helmhokje (→meeldraad) als één of twee polliniën samen (bij Orchidaceae, Asclepiadaceae). In de meeste gevallen echter zijn de korrels vrij van elkaar en vormen zij een vaak geelkleurig poeder, het stuifmeel, of zij zweven in een slijmdruppel (b.v. bij Cryptocoryne).

De wand van een pollenkorrel bestaat uit een buitenste laag (exine, exosporium) en een binnenwand (intine), die bij zeer sterke vergroting weer verdere gelaagdheid vertonen. Het exosporium kan glad zijn, stekelig, wrattig of gegroefd, of op nog andere wijze oneffen, en is kurkachtig van aard (zeer duurzaam en daardoor behouden gebleven in oude bodemlagen). De vorm van de pollenkorrels is karakteristiek voor de plantesoort. De identificatie en telling in bodemmonsters (pollenanalyse) helpt de paleobotanicus zelfs te schatten hoeveel individuen van een bepaalde soort op een bepaalde plaats voorkwamen (→palynologie). Eveneens aan de hand van erin voorkomende pollenkorrels kan men de herkomst van honing naar plantesoort vaststellen.

De bij de bestuiving op een stempel (→bloem) terechtgekomen pollenkorrel zal onder gunstige omstandigheden ‘kiemen’, d.w.z. er groeit een zeer dun buisje, de pollenbuis, uit en deze pollenbuis groeit via de stijl naar een eicel in het vruchtbeginsel (→bevruchting).

Stuifmeel kan in perioden van bloei (dennenbossen, graanvelden, grasland) in grote massa’s en over grote afstanden wegstuiven. Wordt het ingeademd, dan vertonen hiervoor gevoelige personen allergische reacties, b.v. hooikoorts. Pollenkorrels zijn tot boven 10 km hoogte zwevend in de atmosfeer aan te treffen. Zulk stuifmeel is overigens door de daar heersende sterke uv-straling meestal steriel. Parasieten die stuifmeel aantasten, zijn b.v. sommige schimmels uit de Phycomycetes (wierzwammen).

< >