Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-06-2020

polarimeter

betekenis & definitie

m. (-s),

1. (chemie) instrument waarmee de draaiing van het polarisatievlak van een lichtbundel tengevolge van optische activiteit nauwkeurig gemeten kan worden (e);
2. (sterrenkunde) een instrument waarmee de polarisatiegraad van het licht gemeten kan worden.

(e) De polarimeter bestaat uit een lichtbron (meestal een natriumlamp), een polarisator, een buis gevuld met de te meten stof (meestal als oplossing), een tweede polarisator (de analysator), die aan een draaibare schijf met schaalverdeling verbonden is, en een oculair. Is in de buis geen optisch actieve stof aanwezig, dan is bij ‘gekruiste’ stand van de polarisators het gezichtsveld donker. Brengt men nu b.v. een suikeroplossing in de buis, dan draait deze het door de eerste polarisator bepaalde polarisatievlak van het licht en moet men de analysator over een bepaalde hoek verdraaien om het gezichtsveld weer donker te krijgen. De grootte van deze hoek hangt af van de lengte van de buis, de concentratie van de oplossing en het specifieke draaiingsvermogen van de opgeloste stof. Behalve voor onderzoek van natuurprodukten, waarvan vele optische activiteit vertonen, wordt de polarimeter gebruikt voor suikergehaltebepaling, b.v. in de suikerindustrie en de accijnscontrole; in deze gevallen is de schaal van de polarimeter soms direct in suikergehalte geijkt; de polarimeter heet dan saccharimeter.

< >