bn. en bw. (-er, -st),
1. zo zijnde dat het past: iets maken; in overeenstemming met iemands aard, positie of bekwaamheid: werk, zoals in de gegeven omstandigheden past: een passend geschenk; in passende bewoordingen iemand toespreken;
2. gepast, behoorlijk: een passend gebruik van iets maken.