passend
...
Muiswerk Educatief (2017)
passend - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: pas-send 1. geschikt voor de gelegenheid ♢ het is niet passend om een spijkerbroek te dragen op dat feest 1. passende arbeid [die een werkloze niet mag we...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. zo zijnde dat het bij iets anders past, daarbij behoort : dat is geen passend behang voor deze kamer ; dat is geen passende vrome voor u; in passende bewoordingen iem. toespreken; 2. zo zijnde als voegt of betaamt : een passend gebruik van iets maken.
M. J. Koenen's (1937)
bn. (zo zijnde, dat het bij iets anders past; van pas zijnde; fig. behoorlijk, gepast): een passend kledingstuk; een passende uitdrukking; een passend gebruik van iets maken.
Jozef Verschueren (1930)
('passәnt) bn. en bw. (-er, -st) 1. van pas zijnd: een -e jas. 2. wat past: een -e uitdrukking; een gebruik van iets maken. Syn. ➝ behoorlijk.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: