Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

passaat

betekenis & definitie

[Port. vento de passagem], m. (-saten), (oorspronkelijk: passagewind), een het hele jaar door uit vrijwel dezelfde richting waaiende wind die boven de oceanen van ongeveer 30° NBr. en 30° ZBr. naar de evenaar uit resp. noordoostelijke en zuidoostelijke richting komt.

De passaat is het gevolg van het verschil in luchtdruk tussen de subtropische gebieden van hoge druk (1020 mbar) die zich gemiddeld genomen op 30° NBr. en 30° ZBr. bevinden (op de paardebreedten) en de equatoriale stiltegordel (1010 mbar). Tengevolge hiervan zou de lucht van het noorden en van het zuiden naar de evenaar stromen als niet door het draaien van de aarde om haar as de zich bewegende lucht op het noordelijke halfrond een afwijking naar rechts en op het zuidelijke halfrond naar links zou verkrijgen (Buys Ballot, wet van), waardoor de windrichting resp. noordoost en zuidoost wordt. De lucht heeft in de equatoriale stiltegordel (doldrums) tot ca. 6000 m hoogte een stijgende beweging, een gevolg van de sterke verwarming van de aarde door de zon; deze beweging wordt gevoed door de van beide zijden toestromende passaat. Door dit opstijgen condenseert een gedeelte van de in de lucht aanwezige waterdamp, die de passaat door haar lange weg over wateroppervlakken heeft opgenomen. De equatoriale stiltegordel is dan ook door vele onweders en door sterke regens gekenmerkt en door een zwakke veranderlijke wind. In de hogere luchtlagen van de equatoriale stiltegordel stroomt de lucht vervolgens naar het noorden en naar het zuiden weg; onder invloed van het draaien van de aarde wordt dan resp. een zuidwestelijke en een noordwestelijke stroming gevormd (de antipassaat).

Deze antipassaat bereikt in de gebieden van hoge druk op gemiddeld 30° NBr. en 30° ZBr. Het aardoppervlak, dus in de daar gelegen gebieden van hoge druk waarin een dalende beweging van de lucht overheerst. Het is in streken waar de passaat waait over het algemeen droog, de wolken bestaan er veelal uit losse vlokjes (fractocumulus), door zeelieden passaatwolkjes genoemd. De windkracht is gemiddeld 4 beaufort. De grenzen van de gebieden waarin de passaat waait, volgen de verandering in declinatie van de zon, evenwel met een vertraging van ongeveer drie maanden. Boven de Grote Oceaan waait de zuidoostpassaat het hele jaar door over de evenaar heen, boven de Atlantische Oceaan is dit uitsluitend in de zomer van het noordelijke halfrond het geval.

De equatoriale stiltegordel is boven de Atlantische Oceaan gedurende de zomer van het noordelijke halfrond het breedst, het gebied van de noordoostpassaat is dan ongeveer 10° naar het noorden verschoven. Aan de westzijde van de oceanen is de richting van de passaat meer oostelijk. De noordelijke grens van de noordoostpassaat en de zuidelijke grens van de zuidoostpassaat liggen aan de oostzijde van de oceanen (vooral boven de Atlantische Oceaan) op hogere breedte dan aan de westzijde. Boven het noordelijk deel van de Indische Oceaan komt de passaat niet voor, daar heersen de zuidwesten noordwestmoesson (moesson).