Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Pamir

betekenis & definitie

[Kirgiezisch, koude hoogsteppe], (ook: Bam-i-Doeniah, Dak der Wereld), hoogland in Centraal-Azië, tussen het Alai Tag, een deel van de Tièn Sjan, de Hindoe Koh en het Tarimbekken; in het oosten is de overgang vloeiend, zodat ook de gebergten van Oost-Boechara vaak tot Pamir worden rekend. Het oostelijke deel heeft brede woestijnachtige hoogvlakten (3500-4000 m hoog), in het westen zijn meer bergketens met brede dalen ertus n.

Oost-Pamir is woestijnachtig. De vlakten Tagdoem basj en Tagarma, die in doorbraakdalen door de oostelijke hooggebergteketen afwateren, behoren tot de schiervlakte. Het westen vertoont een alpien gebergte karakter. Door zijn ligging en de reliëf verhoudingen bezitten klimaat en vegetatie van Pamir een overgangskarakter, al is het klimaat in het algemeen extreem continentaal. In het westen waar de grote hoogteverschillen meer afwisseling brengen, valt 200-300 mm neerslag per jaar; de gebergten zijn sterk vergletsjerd. In de centrale Pamir valt weinig neerslag en de gemiddelde jaartemperatuur is -1 °C; het gebied heeft een woestijnkarakter en er zijn grote afvoerloze meren.

In Oost-Pamir, waar de gebergten hoog boven zeeniveau liggen, valt meer neerslag, met als gevolg sterke vergletsjering. Staatkundig behoort Pamir voor het grootste gedeelte tot de SSR Tadzjikistan, het oosten vormt een deel van Binnen-Mongolië en een smalle strook in het zuiden is Afghaans. De bevolking is schaars en bestaat uit nomadische Kirgiezen en Arische Tadzjiks.