Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

paling

betekenis & definitie

m. (-en),

1. (ook: aal), Anguilla anguilla, een zoetwatervis uit de familie palingen (Anguillidae), inheems in Europa en Noord-Afrika, zeer gewaardeerd als voedselvis: een paling vangen, stropen; als stofn.: paling in het zuur;
2. (fig.) lang en mager persoon;
3. (gew.) gewiekste, gladde kerel; paling in het groen, gestoofde paling met kervelsaus.

De paling behoort tot de orde palingachtigen of palingvormigen (Anguilliformes). Hij is gekenmerkt door de slanke, rolronde vorm, de aaneensluitende zachtstralige rug-, staarten aarsvin, ontbrekende buikvinnen en het bezit van onduidelijke schubben. Lengte mannetjes ca. 50 cm, vrouwtjes 1 m. Zij zijn katadroom, d.i. zij zoeken voor de voortplanting de zee op.

De jongst bekende larven (5 mm), Leptocephalus genoemd toen nog niet bekend was dat zij palinglarven waren, zijn op een diepte van 100-300 m gevonden in de Sargasso Zee, ca. 4000 km van Europa. Deze doorzichtige lint-, en later lancetvormige larven bereiken na 3 jaar door de Golfstroom meegevoerd te zijn de kusten van Europa en Noordwest-Afrika, vanwaar sommige tot de Zwarte Zee doorzwemmen. Kort voor deze aankomst zijn de larven veranderd in rolronde, kleurloze, ca. 65 mm lange glasaaltjes of elvers, die zich verzamelen voor de riviermonden en in het voorjaar in enorme aantallen, montée genoemd, de rivieren en binnenwateren binnendringen, tot ver in het binnenland. Aangenomen wordt dat de mannetjes in het brakke gebied achterblijven, de wijfjes tot de bovenlopen van de rivieren doordringen (zoetwaterpaling).

De alen leven van allerlei waterdieren, zijn actief gedurende de schemering, en overwinteren in dieper en vorstvrij water of in de modderbodem. Zij zijn grauwbruin met gele buik (gele aal). Na 6—7 jaar krijgen veel mannetjes grotere ogen, een spitsere snuit, donkerder rug en zilverglanzende buik (zilverpaling of blanke aal), de wijfjes pas na 8-10 jaar. In het najaar trekt de zilverpaling naar zee (najaarspaling), met nog weinig ontwikkelde geslachtsorganen, om zonder voedsel tot zich te nemen naar de Sargasso Zee terug te zwemmen en daar op waarschijnlijk grote diepte te paaien. Over deze reis en de voortplanting is vrijwel niets bekend.

LITT. J.Schmidt, Contributions to the life-history of the eel (1906); L.Bertin, Eels (1956).