Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

paarlemoer (parelmoer)

betekenis & definitie

[Lat. mater perlarum, moeder van de parels], o.,

1. de glanzende binnenzijde van de schelp van een aantal weekdieren, nl. enige families van tweekleppigen, enkele kieuwslakken en de inktvis Nautilus : een waaier van fijngesneden paarlemoer (parelmoer);
2. kleur of glans als van paarlemoer.

Chemisch bestaat paarlemoer voornamelijk uit calciumcarbonaat in de vorm van microscopisch kleine aragonietkristallen, die in lagen parallel met het schelpoppervlak gerangschikt zijn, en door de organische stof conchine aan elkaar gekit zijn. De eigenaardige zachte tinten worden veroorzaakt door interferentie van lichtbundels die door de diverse laagjes worden teruggekaatst. Het geslacht Pinctada (of Meleagrina), waartoe de pareloester behoort, levert het beste paarlemoer. De kwaliteit ervan wordt beoordeeld naar kleur en stukgrootte. Er wordt rond de kusten van de Aru Eilanden naar gevist. Behalve deze worden ook andere soorten tweekleppigen in de Indische en Stille Oceaan gevist, maar die leveren minder hoge kwaliteit paarlemoer.

Zwart paarlemoer komt o.a. van Nieuw-Zeeland en Tahiti. De schelpen, van de buitenkant ontdaan, worden in vlakke platen gespleten of gestanst voor knopen. Al in de oudheid werd paarlemoer gebruikt als decoratiemateriaal. Sinds de komst van kunststoffen is de paarlemoerhandel sterk achteruit gegaan.

< >