(dreef op, heeft en is opgedreven),
1. naar boven drijven: de stoflaag die door de auto’s werd opgedreven;
2. (van goud en zilver) door slaan met een hamer of drijfijzer hoger maken;
3. op een overdreven of onnatuurlijke wijze laten stijgen: de prijzen opdrijven;
4. opschrikken en op de vlucht drijven: de haas uit zijn leger opgedreven;
5. in een bepaalde richting drijven: vee opdrijven.