o., bijzondere strafrechtelijke bepalingen die gelden in geval van oorlog en/of vijandelijke bezetting.
Het oorlogsstrafrecht is voor Nederland geregeld in de Wet Oorlogsstrafrecht van 10.7.1952, Stb. 408. Deze wet is van toepassing op de misdrijven genoemd in Boek n, titels i en II, het WStr in het Wetboek van Militair Strafrecht en de in de wet genoemde misdrijven indien zij in geval van oorlog zijn begaan. De in de wet genoemde misdrijven zijn ook van toepassing in geval van een gewapend conflict dat niet als een oorlog kan worden aangemerkt en waarbij Nederland betrokken is hetzij ter individuele of collectieve zelfverdediging, hetzij tot herstel van internationale orde en veiligheid, b.v. in VN-verband. Door de kroon kan worden bepaald dat in een dergelijk geval de overige bepalingen geheel of ten dele van toepassing kunnen zijn. In de wet zelf worden eert aantal feiten strafbaar gesteld, zoals als Nederlander vrijwillig in krijgsdienst treden bij een buitenlandse mogendheid, wetend dat deze met Nederland in oorlog is, een ander blootstellen aan opsporing, vervolging, enige straf of maatregel door of vanwege de vijand en diens helpers en zich schuldig maken aan schending van de wetten en gebruiken van de oorlog (artt. 4-8). In het eerste geval en in de ernstigste gevallen van de andere twee is oplegging van de doodstraf mogelijk.
De toepasselijkheid van de Ned. strafwet ten aanzien van de feiten waarop de Wet Oorlogsstrafrecht van toepassing is wordt in verschillende opzichten uitgebreid. In principe geschiedt de berechting door de militaire rechter (art. 12), maar in bijzondere gevallen, speciaal na een vijandelijke bezetting, kan zij door bijzondere rechtbanken en een bijzonder hooggerechtshof geschieden waarvan militairen als lid deel uitmaken.
In België bestaat er geen algemene wet waarbij een aantal misdrijven uit het Swb of het Wetboek van Militair Strafrecht een verhoging van de gestelde straffen ondergaan omdat ze gepleegd werden in oorlogstijd. Buiten de misdrijven die slechts in oorlogstijd strafbaar zijn (b.v. de misdaden en wanbedrijven tegen de uitwendige veiligheid van de staat) wordt deze verhoging voorzien in ieder bepaald geval. B.v. de besluitwet van 13.5.1940 heeft de straffen aanzienlijk verscherpt die door het Swb bepaald worden voor sommige misdrijven van gemeen recht (diefstal, vernielingen, beschadiging van eens anders roerende eigendommen) wanneer zij gepleegd werden, hetzij in de plaatsen die door de inwoners wegens de omstandigheden ontruimd zijn, hetzij tijdens de verduistering van de lichten in de plaatsen waar die verduistering door de overheid is bevolen. In dergelijk geval neemt het militair gerecht kennis van deze misdrijven, onverschillig hun daders en deelnemers.