Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

ontwikkeling

betekenis & definitie

v.,

1. groei, wasdom: tot komen; ontwikkeling van warmte; de geleidelijke vorming van een levend wezen uit elementaire begintoestanden, m.n. de groei van eicel tot volwassen individu; ontplooiing: de snelle van de techniek; het ontwikkelen of ontwikkeld-worden van fotografische platen en films;
2. het kundig zijn: in ontwikkeling was hij hem ver vooruit; algemene ontwikkeling, kennis van de algemene aspecten der beschaving en de beginselen der wetenschappen;
3. bereikte omvang door groei: deze industrie is tot grote ontwikkeling gekomen.

BIOLOGIE

De ontwikkeling van het individu kan beginnen in een reeds ontwikkeld individu (b.v. bacterie die zich in tweeën splijt), in een kiemweefsel (regeneratie), of in een enkele kiemcel (eicel). In het eerste en tweede geval begint de ontwikkeling zonder dat er één of andere vorm van bevruchting aan vooraf gaat. De individuele ontwikkeling omvat de totale kringloop van het leven: de voorontwikkeling van de geslachtscellen, het embryonaal stadium, de jeugd, rijpheid, en ouderdom. In de rijpe fase worden dan weer geslachtscellen geproduceerd, zodat de nieuwe levenscyclus hier aansluit.

Voor een normale ontwikkeling moeten bepaalde voorwaarden vervuld zijn. De belangrijkste factoren zijn hier de omgevingstemperatuur, de zwaartekracht, het licht en de fysisch-chemische eigenschappen van het omringende medium. Planten hebben b.v. vaak een geprononceerd, ritmisch bepaalde belichting nodig (fotoperiodiciteit). Veranderingen in de voor het individu normale omstandigheden kunnen aanzienlijke wijzigingen (modificaties) in de ontwikkeling veroorzaken zonder dat de grondstructuur van het organisme wordt aangetast. Inwendig kan men een reeks belangrijke vormende invloeden van afzonderlijke kiemdelen of weefselgebieden op andere vaststellen, zij het ook dat dit alleen kwalitatief is nagegaan (zie inductie, BIOLOGIE).

Bij plantaardige en dierlijke kiemcellen worden door polariserende invloeden gerichte bewegingen te voorschijn geroepen. Er is zowel bij weefseldelen als bij cellen en zelfs plasmagebiedjes een zekere wederzijdse positieve of negatieve aantrekkingskracht, waardoor de lokalisatie van aan te leggen structuurelementen haar beslag krijgt (organisatiecentrum). Tijdens en na de vorming van de organen zijn het zenuwstelsel en de hormonen van doorslaggevende betekenis voor groei en differentiëring: de geslachtsorganen ontwikkelen b.v. een hormoon dat verantwoordelijk is voor de vorming van de secundaire geslachtskenmerken, de hypofyse o.a. een groeihormoon. Bij planten bepalen bloeihormonen de vorming van bloemen, groeistoffen roepen, indien men ze op stengeldelen aanbrengt, wortels te voorschijn, delingshormonen spelen een rol bij celvermeerdering. Voor de groei van het embryonale plasma van plantecellen zijn vitaminen nodig enz.

Een al vroeg te constateren bijzonderheid van het ei is zijn polariteit. Vele eieren bezitten bovendien een inwendige bouw die tot tweezijdig symmetrische òf tot asymmetrische vormgeving leidt. Al deze factoren zijn evenwel niet tot in details vastgelegd, zodat storingen in de eistructuur niet tot ontsporingen hoeven te leiden. De regulatie is er kennelijk op gericht het geheel als zodanig in stand te houden, en zij voltrekt zich door omvorming van delen tot een nieuw geheel. Zij is gebonden aan de bewegingsmogelijkheden van de eidelen. Bij vele lagere diersoorten blijft deze regulatie ook werkzaam na het eistadium (platwormen, holtedieren). Soms ook treedt een ander vermogen tot nieuwvorming ervoor in de plaats (b.v. regeneratie).

Voor ontwikkelingsstoornissen: teratologie.

LITT. J.Langman, Inleiding tot de embryologie (5e dr. 1971).

PSYCHOLOGIE

De psychische ontwikkeling van de mens is de voortgaande, onomkeerbare verandering van zijn gedrag. Zij is een aspect van de totale (ook lichamelijke) ontwikkeling, gaat gedurende de gehele levensloop voort, en betekent zowel een kwantitatieve toename van gedragsmogelijkheden als een kwalitatieve verandering ervan. Psychische ontwikkeling berust enerzijds op groei en rijping (min of meer natuurlijk verlopende processen), anderzijds op Ieren. Daarbij treedt er een centralisatieproces op (het Ik krijgt steeds meer greep op het gedrag) naast een differentiatieproces (sterke uitbreiding van verschillende gedragspatronen). Er bestaan verschillende opvattingen over m.n.:

1. De mate van actieve deelname van de mens aan zijn eigen ontwikkeling. Is hij passief overgeleverd aan hetgeen hem overkomt of bijgebracht wordt, of is hij actief erbij betrokken, geeft hij zélf gestalte aan zijn persoonlijkheid?
2. De continuïteit in de ontwikkeling. Verloopt zij geleidelijk, of meer sprongsgewijs?
3. De al of niet vaste opeenvolging van ontwikkelingsstappen. Men weet nu dat niet elk individu zich langs precies dezelfde lijn ontwikkelt. Bovendien verdwijnen vroegere ontwikkelingsstadia niet; zij werken door en worden opgenomen in nieuwe gedragspatronen. Binnen de psychische ontwikkeling onderscheidt men wel de cognitieve ontwikkeling (denken en leren), de sociale ontwikkeling en de ontwikkeling van de persoonlijkheid. Deze kunnen echter niet gescheiden worden opgevat; ze zijn alle aspecten van de éne persoon, zie kinderpsychologie; ontwikkelingspsychologie.

GESCHIEDENIS: zie evolutietheorie.