(ontdooide, heeft en is ontdooid),
I.(onoverg.) door het dooien los, open, vloeibaar, ofwel van ijs of sneeuw bevrijd worden: de ramen beginnen te -; de kraan is weer ontdooid; (fig.) minder stijf en koel worden: zijn koelheid zal ontdooien, hij zal wel ontdooien;
II. (overg.) door het dooien of door verwarming los, open, vloeibaar of van ijs of sneeuw vrijmaken: de zon heeft de ramen ontdooid; de vrieskist ontdooien.