I. onbep. telw.
1. volstrekt niets: je hebt hier niemendal te vertellen; niks niemendal;
2. iets van geen waarde of belang: o, dat is dat heeft niets te betekenen; (gew.) van niemendal, van geringe stand;
II. zn.,
1. o., kleinigheid, futiliteit: voor een niemendal heb je het;
2. m. (-len), iemand zonder enige zelfstandig- of degelijkheid.