Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

natuurlijk

betekenis & definitie

bn. en bw. (-er, -st),

1. op de natuur betrekking hebbend;
2. door de natuur voortgebracht of gevormd, niet kunstmatig: een natuurlijke magneet; natuurlijke grenzen; natuurlijke steen, natuursteen; talud, helling die af gegraven grond aanneemt als men hem aan de natuur overlaat: de steilte van het talud hangt af van de samenstelling van de grond; natuurlijke hellingshoek, hoek die het natuurlijk talud met het horizontale vlak maakt; de natuurlijke dag, van zonsop-tot zonsondergang;
3. zoals de natuur het meebrengt, in overeenstemming met de natuur, met het wezen van iets: de dieren in de natuurlijke staat; natuurlijke geboorte, die zonder kunstmiddelen verloopt; een natuurlijke dood sterven; natuurlijke behoeften; (bosbouw) natuurlijke bezaaiing, nl. door de op het terrein aanwezige bomen;
4. wat men als van de natuur, bij zijn geboorte meekrijgt, ingeschapen, aangeboren: verstand; natuurlijke aanleg; natuurlijke godsdienst, die alleen steunt op een veronderstelde natuurlijke godskennis, niet op openbaring;
5. overeenkomstig de regelmatige gang van de natuur: de natuurlijke loop van de dingen; de ziekte heeft haar verloop;
6. uit de natuur van de zaak voortkomend, verklaarbaar, begrijpelijk: een zeer natuurlijke wens; door een natuurlijke nieuwsgierigheid gedreven; niets natuurlijker dan dat; het is dat, dat spreekt vanzelf; natuurlijke vruchten, tegenover burgerlijke vruchten (als renten, huurpenningen enz.); dat is niet -, in strijd met de gewone, normale gang van zaken;
7. (bw.) zoals men vanzelf begrijpt, vanzelfsprekend: ik zou dat graag doen, maar; ironisch: je hebt weer gelijk; elliptisch in een antwoord op een vraag die de vrager zelf gemakkelijk had kunnen beantwoorden: ging je mee? natuurlijk!;
8. in overeenstemming met de werkelijkheid: tekening op natuurlijke grootte; vooral die vruchten zijn heel geschilderd; ongedwongen, niet gekunsteld: een natuurlijke houding; het spel van die kunstenaar is zeer natuurlijk; zijn taal is eenvoudig en natuurlijk;
9. (theologie) de natuurlijke mens, die nog tot de wereld behoort, nog aan de zinnelijke wereld gehecht, nog niet wedergeboren;
10. (muziek) de natuurlijke toonladder, zonder kruisen of mollen.