Wat is de betekenis van Natuurlijk?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

natuurlijk

natuurlijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. uit de natuur afkomstig natuurlijk - Bijwoord 1. vanzelfsprekend. Woordherkomst Afgeleid van natuur met het achtervoegsel -lijk Antoniemen onnatuurlijk

2024-04-25
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

natuurlijk

1. Van een bod: lengte (of steun) in de geboden kleur belovend of (SA-bod) een min of meer evenwichtige hand, terwijl niet tegelijkertijd een andere boodschap wordt overgebracht. In enge zin is een bod alleen ‘natuurlijk’ als daarmee een voorstel wordt gedaan het bod tot eindcontract te laten worden. In ruime zin worden diverse forcing biedingen oo...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

natuurlijk

natuurlijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: na-tuur-lijk 1. alles wat te maken heeft met de natuur ♢ ik hou van een natuurlijke versiering met de kerst 1. een natuurlijke dood sterven [niet vermo...

2024-04-25
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

natuurlijk

natuurlijk - In algemene zin, zijn oorsprong hebben binnen de normale samenstelling en werking van zaken zoals die in de natuur worden aangetroffen, en die nauwelijks of geen enkele menselijke bewerking hebben ondergaan. Verwijst in specifieke zin naar blaasinstrumenten zonder kleppen, toetsen of andere mechanische voorzieningen voor het veranderen...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Natuurlijk

adj. & adv., natuerlik, eigenaerdich; een -e dood sterven, jins eigen dea stjerre; (adv.), fansels.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Natuurlijk

bn. bw. (-er, -st), 1. op de natuur betrekking hebbend: natuurlijke historie, dier-, planten delfstofkunde; natuurlijke godsdienst; 2. door de natuur voortgebracht of gevormd: een natuurlijke magneet; natuurlijke grenzen; natuurlijke steen, natuursteen; — natuurlijk talud, helling die afgegraven grond aanneemt, als...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

natuurlijk

bn., bw. (1 op de natuur betrekking hebbende; 2 naar of volgens de natuur; 3 fig. eenvoudig, ongekunsteld, naïef): 1. natuurlijke historie, wetenschap der dier-, plant- en delfstofkunde; 2. een natuurlijke dood sterven; het natuurlijk verstand, gezond; de natuurlijke loop der dingen; in: je hebt natuurlijk weer gelijk! natuurlijk! zeker; natuu...

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

natuurlijk

(na'tu:rlək) A. bn. en bw. (-er, -st) I. Eig. 1.[natuur I 1] van, eigen aan, volgens, zoals in, betreffende de natuur : -e hulpbronnen, hulpmiddelen; -e landschappen, streken; -e bloemen; -e en zedelijke krachten; een standbeeld op -e grootte; tekenen op -e grootte;→ -e historie; de -e mens, in de staat vóór de wedergeboort...