Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

mystiek

betekenis & definitie

[GR. muo, sluiten van de ogen of van de mond, zwijgen],

I. bn. (-er, -st),
1. geheimzinnig, verborgen, duister, raadselachtig: de mystieke zin van de H. Schrift; de mystieke roos, symbool van het diepste geheim van de kosmos;
2. betrekking hebbend op, behorend tot de mystiek of de mystieken;

II. zn., v.,

1. hartstochtelijk streven naar de bijzondere vereniging van de ziel met de godheid: de van Ruusbroec;
2. de leer van dit streven: zich met mystiek bezighouden.

GODSDIENSTGESCHIEDENIS

In alle godsdiensten komen in meer of mindere mate mystieke elementen voor. Men kan zich zonder dit element een wereldbeschouwing of een filosofie denken, maar geen godsdienst. Mystiek wordt wezenlijk gekenmerkt door twee factoren:

1. een plotselinge of meer geleidelijke religieuze ervaring, waarin vereniging of éénwording met de wereldgrond, de zielegrond of een godheid beleefd wordt;
2. een weg die tot een dergelijke ervaring leidt bestaande uit verschillende etappes, gekenmerkt door rituele handelingen en/of trainingen, en min of meer gepaard gaande met bijzondere emoties en/of ervaringmysteriespel. Opvoering van de pasgen van het gehoor-of gezichtsvermogen alsmede siespelen, Oberammergau, 1934 met vormen van extase.

Men kan naast grote eenheid in de mystiek een even grote verscheidenheid constateren. Voorbeelden van eenheid:

1. de mystiek veronderstelt altijd een institutionele vorm van religie waaruit zij voortkomt, maar waartegen zij zich tegelijkertijd afzet, b.v. de mystiek van het oude boeddhisme en haar verhouding tot de cultische religiositeit;
2. de mystiek treedt dus niet op in de beginperiode van een religie;
3. de reactie van de mystiek op de institutionele religie is er dikwijls een van verinnerlijking en spiritualisering (b.v. de mystieke weg zoals de pelgrimage naar Mekka in de islam);
4. mystiek ontstaat alleen daar waar de afstand tussen de godheid en de mens (wereld) niet te groot is (vandaar de joodse Tora en de christelijke Jezus-mystiek, beide verbindingen tussen hemel en aarde);
5. wat de mysticus in de ervaring beleeft, is eigenlijk onvoorstelbaar en onbeschrijfbaar (vandaar dat paradoxen en negatieve uitspraken zo’n rol spelen);
6. de hoogste mystieke ervaring wordt meestal eerst na langdurige oefening bereikt.

Voorbeelden van verscheidenheid:

1. elke vorm van mystiek vertoont de sporen van de religie waaruit zij is opgebloeid (zo onderscheiden de Indische mysticus Sankara en de Duitse Meister Eckehart zich op vele punten);
2. de godsvoorstelling is van groot belang voor het karakter van de desbetreffende mystiek;
3. het verschillend besef van distantie tussen godheid en mens bepaalt de graad van de mystieke vereniging;
4. de mystieke weg kan enkel-of meervoudig zijn (zo onderscheidt men drie, acht of meer fasen);
5. de meervoudige weg is meer een weg van werken, terwijl de enkelvoudige weg er meer een van genade is;
6. de mystiek is ook afhankelijk van de persoon van de mysticus. Daarnaast onderscheidde R.Otto de mystiek van de ‘Innenschau’, waarbij de mysticus af daalt naar de eigen zielegrond, en de mystiek van de ‘Einheitsschau’, waarin men de vereniging van zichzelf met de wereldgrond of de god van de kosmos beleeft. Ook ten aanzien van de graad van eenwording met de godheid, de unio mystica, bestaan belangrijke verschillen. Naast hooggestemde aspiraties van identiteit vindt men tal van uitspraken die slechts van een innige gemeenschap spreken, waarvoor het beeld van de bruidegom en bruid (bruidsmystiek) een geliefd symbool is.

In het christendom is mystiek een uit genade geschonken en daardoor passief ondergane ontmoeting met God. Er bestaat een uitgebreide mystieke litteratuur, die haar aanloop nam met Augustinus en in de vroege middeleeuwen een meer bepaalde vorm kreeg bij Eriugena. De invloed van het neoplatonisme was groot. In de 12e eeuw was de School van Sint-Victor een centrum van mystieke theologie. In tegenstelling tot de meer affectieve mystiek van Bernardus van Clairvaux introduceerde Albertus Magnus een intellectuele richting, die uitmondde in de Duitse mystiek van Eckehart, en in de late middeleeuwen nog een vertolker vond in Cusanus. De Ned. mysticus Ruusbroec en de grote Spaanse mystici Teresa van Avila en Johannes van het Kruis verbonden de affectieve en de intellectuele richting.

PSYCHOLOGIE

De meeste godsdienstpsychologen beschouwen de mystieke ervaring, in navolging van William James, als wortel en kern van alle godsdienstigheid, omdat ze een zeer intense beleving is van de relatie met een transcendente werkelijkheid. Zij is tevens een van de meest opvallende godsdienstige verschijnselen, doordat zij soms gepaard gaat met ongewone psychische en lichamelijke gewaarwordingen zoals visioenen, hallucinaties, gedesoriënteerdheid van ruimte-en tijdbeleving, ik-verlies, levitatie, stigmatisering enz. Hoewel de mystici zelf zulke verschijnselen als bijkomstig beschouwen, waren zij voor m.n. psycho-analytici aanleiding de mystieke ervaring te reduceren tot een vorm van regressie, vergelijkbaar met psychotische toestanden, hysterie, trance, extase. Inmiddels wordt ook in psycho-analytische kring erkend dat bewustzijnstoestanden waarbij de verstandelijke controle plaats maakt voor een zich overgeven aan gevoelsmatige, spontane ervaringen, een psychisch gezonde ontwikkeling ten goede kunnen komen. Zo wordt ook de mystiek nu, anders dan bij Freud, in principe beschouwd als een hoge vorm van menselijke ontplooiing. In het perspectief van de cognitieve psychologie kan de mystieke ervaring worden opgevat als een specifieke wijze van waarnemen, die psychologisch kan worden verklaard als een gevolg van veranderingen in het proces van informatieverwerking.

Langdurige meditatie kan tot gevolg hebben dat het alledaagse ‘profane bewustzijn’ tijdelijk verzwakt, terwijl de mediterende zichzelf en de werkelijkheid opeens anders waarneemt. Mystieke ervaringen kunnen ook spontaan optreden zonder langdurige voorafgaande meditatie, b.v. natuurmystiek en psychedelische ervaring (bewustzijnsverruiming). Volgens dit psychologische verklaringsmodel lijken mystieke ervaringen niet mogelijk bij personen die niet op enigerlei wijze vertrouwd zijn met een religieuze traditie.

LITT. W.James, Varieties of religious experience (1902; Ned. vert. Varianten van rel. ervaring, 1963); W.Stace, Mysticism and philosophy (1960); H.Sunder, Die Religion und die Rollen (1966).