Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

met

betekenis & definitie

I. vz.,

1. ter aanduiding van een vereniging of begeleiding; in gezelschap van: mag ik met u meegaan?; hij is met de kas op de loop gegaan, de kas bij zich hebbend; tot en met vers 6, vers 6 erbij ingesloten;
2. ter aanduiding van een vermeerdering of optelling: met hem erbij zijn er zeven; één nieuwe haring met (uitjes); bij het teruggeven van wisselgeld (in winkels): met vijf, ziet u?;
3. ter aanduiding van deelneming of overeenstemming: ik heb diep medelijden

hem;

4. ter aanduiding van een vermenging: hij drinkt wijn met water;
5. ter uitdrukking van een wederkerige handeling: met iemand spreken, vechten;

iemand vrede sluiten; met iemand in connectie staan; verkering hebben met een meisje; het met iemand houden;

6. ter aanduiding van een bezit of een voorzien zijn van: een meisje met blauwe ogen;
7. ter aanduiding van een begeleidende omstandigheid, van de wijze waarop iets gebeurt, de gezindheid waarmee iets gepaard gaat: ik zal hem met open armen ontvangen; ik wil het met plezier doen; met geweld doordringen; iemand met vrede laten; met opzet iets doen; met toestemming van zijn vader;
8. ter aanduiding van het werktuig, het middel waarmee iets gebeurt, door middel van: met de hand gemaakt; met de pen getekend; gevolgd door een infinitief: zij verdient wat borduren; ook door een infinitief met te: je zult me verplichten met er eens voor me heen te gaan;
9. ter uitdrukking van een gelijktijdigheid: de klok van twaalven ben ik bij u; hij is met de jaren toch wijzer geworden; ook ter aanduiding van een tijdsverloop: een kat is met anderhalf jaar geheel volgroeid, als hij zo oud is;
10. ten opzichte van, aangaande: het gaat met de zieke iets vooruit; met iets klaar komen; iemand met iets belasten;
11. bw., tegelijk, op hetzelfde ogenblik, juist: met dat ik de deur opendeed.