Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

meiboom

betekenis & definitie

m. (-bomen),

1. omstreeks 1 mei op het dorpsplein opgerichte boom die, met linten en kransen versierd, het middelpunt vormt van allerlei volksvermaken;
2. groene tak die men op een nieuw gebouw plaatst, wanneer het onder de kap is.

Vroeger was het oprichten van een meiboom een algemeen gebruik, thans komt het in Nederland en België nog voor in Limburg (meiden, Sint-Brigidaden, Sint-Gerlachus-den), op Schiermonnikoog (kallemooi) en in Oost-Vlaanderen, vooral in de streek van Aalst en Dendermonde, waar nog meigilden bestaan. De paasstaak van Denekamp is een vervroegde, de kallemooi een verlate meiboom. Het wezen van de meiboom houdt verband met het overbrengen van de groeikracht uit de ontwakende natuur op de mens (boom, GODSDIENST). In Zuid-Nederland werd de meiboom door de kerk geïncorporeerd, in Noord-Nederland werd hij door synoden verboden. Een tweede bestaan kreeg de meiboom na de Eerste Wereldoorlog in 1 mei-optochten, waarbij leden van de Arbeiders Jeugd Centrale hem in versierde vorm meedroegen en er omheen dansten. Hier werd teruggegrepen op een oud gebruik, zoals het in 1889 te Parijs gehouden internationaal socialistisch congres een traditionele datum koos door 1 mei te maken tot de Dag van de Arbeid, een dag van verbroedering en demonstratie.

< >