(kwam mee, is meegekomen),
1.komen in gezelschap van een of meer personen ofwel tegelijk met andere voorwerpen: mijn broer had het te druk, hij kon niet meekomen; mijn boeken zijn niet meegekomen; tegelijk te voorschijn komen, geloosd worden: er kwam veel vuil, er kwam bloed mee;
2. gelijke vorderingen met anderen maken: op school kon hij niet meekomen.