m. (-s),
1. een min of meer regelmatige, vaak in serie voorkomende bocht in een rivier;
2. ornamentvorm, die oorspronkelijk aan het weven is ontleend en bestaat uit rechthoekige gebroken bandkronkelingen.
GEOGRAFIE
De naam is afkomstig van de rivier Maiandros (huidige naam: Büyük Menderes) in Turkije, die zich kenmerkt door veel kronkelingen. Voor de vorming van meanders is een golfbeweging of pulsatie in de stroom noodzakelijk. De lengte en de breedte van de meanderbocht nemen toe naarmate het debiet van de rivier toeneemt. Of een rivier zal meanderen, hangt verder af van het materiaaltransport, het verval en het materiaal van de bedding. Is eenmaal meandervorming ingezet dan zullen de bochten door voortdurende plaatselijke laterale erosie zich verplaatsen, waardoor het mogelijk is dat zij elkaar aansnijden, zodat een hoefijzermeer (een niet meer functionele meander) ontstaat. Bij een toestand van evenwicht zal de lengte van de meander ca. 11 keer de breedte van de bedding zijn.
ORNAMENTIEK
Het meandermotief komt vanaf de vroegste tijden voor in de meest uiteenlopende culturen. In de Griekse kunst, waar het motief zijn naam kreeg, was het in de geometrische kunst (ca. 1000 v.C.–700 v.C.) een van de belangrijkste ornamentvormen.