Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

lust

betekenis & definitie

m. (-en),

1. begeerte, trek, aandrift: hij laat zich door zijn lusten regeren; geneigdheid, zin: ik heb geen om te eten; ik zou wel lust hebben om een wandeling te maken; lust in iets krijgen; de lust bekroop hem, om lust; tijd en lust ontbreken mij; iemand de lust tot iets benemen;
2. hartstocht, zinnelijke, m.n. seksuele begeerte (vooral in het mv.): men moet zijn lusten bedwingen; zijn lusten boeten, zijn begeerte bevredigen, (ook) zich op iemand wreken;
3. plezier, welbehagen, genot: aan het leven; met en ijver;
4. persoon of zaak die iemands genoegen is: zwemmen was zijn lust; zij is de lust van mijn leven; lasten en lusten;
5. (psychologie) gevoel van welbehagen dat door zintuiglijke of psychische gewaarwordingen wordt opgewekt.

Het lustprincipe is een door S.Freud ontwikkeld begrip, dat hij tegenover het realiteitsprincipe stelde. Het doel van alle menselijke activiteit zou in wezen zijn het zonder uitstel bevredigen van driften van seksuele en agressieve aard. Aanvankelijk nam Freud aan dat er bij de driftbevrediging sprake is van de omzetting van een als pijnlijk ervaren spanningstoestand in een toestand van ontspanning, wat een gevoel van lust zou teweegbrengen. Het lustprincipe zou dan berusten op het streven naar een kwantitatieve verandering van een spanningstoestand. Later moest Freud het lustprincipe wel een kwalitatieve betekenis toekennen, aangezien de mens toch ook juist spanning zoekt. Door invloeden van buiten af ervaart het kind in zijn ontwikkeling dat directe driftbevrediging niet altijd mogelijk is, hetgeen op zich onlust teweegbrengt. Dat de mens toch leert accepteren de bevrediging van een drift uit te stellen of er geheel van af te zien, is mogelijk door het realiteitsprincipe.