Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

luchtsoort

betekenis & definitie

v./m./o. (-en), meteorologische term voor een hoeveelheid lucht met grote horizontale uitgebreidheid, waarvan de natuurkundige grootheden (temperatuur, waterdampgehalte) in elk horizontaal vlak overal ongeveer dezelfde waarde bezitten.

De horizontale afmetingen van een luchtsoort bedragen vele honderden km, de verticale afmeting is 1-20 km. Luchtsoorten ontstaan in zgn. brongebieden en daarvandaan kunnen zij zich over grote gedeelten van de aarde uitbreiden. De weg die zij volgen, oefent daarbij grote invloed uit op de oorspronkelijk verkregen eigenschappen. Men onderscheidt naar brongebied de volgende luchtsoorten:

1.equatoriale lucht die in en nabij de equatoriale stiltegordel ontstaat;
2. tropische lucht die in de subtropen wordt gevormd;
3. polaire lucht die op gematigde breedten haar oorsprong heeft;
4. arctische lucht die boven de poolgebieden ontstaat. Naar gelang het brongebied boven water of boven land is gelegen, worden de woorden maritiem of continentaal aan de benamingen toegevoegd. Deze toevoegingen worden ook gebruikt, wanneer de lucht vanuit haar brongebied een zo lange weg over zee of land heeft af gelegd, dat zij maritieme of continentale eigenschappen heeft verkregen.

De luchtsoorten zijn van elkaar gescheiden door fronten. Een luchtsoort die van aanzienlijk noordelijker gelegen gebieden komt, is in haar nieuwe omgeving het grootste deel van de dag kouder (koude massa) dan het aardoppervlak. Door de verwarming van onderaf doen zich convectieverschijnselen in deze lucht voor. Is een luchtsoort van equatoriale breedten afkomstig, dan is zij in haar nieuwe omgeving overwegend warme massa, zij wordt door het koudere aardoppervlak af gekoeld, waardoor er mist of gelaagde bewolking in kan ontstaan.