Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

lijn

betekenis & definitie

v./m. (-en),

1. in het algemeen een (niet zeer dik) touw dat uitgespannen of waaraan iets bevestigd is; m.n. touw waarmee een schuit wordt voortgetrokken; thans alleen in fig. zegsw.: zachtjes aan, dan breekt het lijntje niet, langzaam gaat zeker; touw waaraan een walvisharpoen bevestigd is; touw waaraan paarden enz. op de markt worden vastgezet: er waren meer dan 500 paarden aan de lijn, op de paardenmarkt aangevoerd; dun touw waarop men wasgoed te drogen hangt; touw aan het zeil van een molen;
2. een bepaald soort van touw, m.n. dun, driestrengs, dat in dikte op de tros volgt; (gew.; gall.) met de lijn vissen, met de hengel;
3. fig. in verschillende verb.; de lijn trekken, luieren, niet voortmaken, iets veel te lang rekken; zij trekken één lijn, nemen hetzelfde standpunt in, beogen hetzelfde doel; iemand aan het lijntje hebben, met hem kunnen doen wat men wil, ook telkens de vervulling (van een belofte b.v.) uitstellen; ook wel: iemand aan het lijntje houden; met een zoet lijntje, met zachte, vriendelijke woorden; de wat aanhalen, strenger zijn;
4. grondbegrip in de meetkunde, dat vaag omschrijfbaar is; een uitgebreidheid met slechts één afmeting: een rechte, een kromme, een gebroken lijn; over de hele lijn, linie;
5. haal of streep met een potlood, pen enz.: de lijnen van een tekening; een notenbalk van vijf lijnen; (grafische techniek) groepsnaam voor alle soorten strepen die gedrukt moeten worden: de magere of haarlijn is de dunste, daarna volgen stompfijne lijn, halfvette lijn, vette en diverse fantasielijnen; krijtof andere lijn die een (deel van) een sportveld begrenst: de bal ging over de lijn;
6. trek, groei in het gelaat en in de palm van de hand: de scherpe lijnen om neus en mond;
7. om trek, buitenkant, grens: de van haar profiel; de schone lijn van haar gestalte; (pregn.) goede lijn, figuur met betrekking tot de gewenste proporties: voor zijn lijn zorgen, zorgen dat men niet te dik wordt; denk om je lijn!; iets in grote lijnen aangeven, in grote trekken;
8. reeks van punten die men zich voor een bepaald doel ergens voorstelt: de krijgsoperaties op de lijn Moskou-Leningrad; (gew.) punt andere lijn, punt afgelopen;
9. plaats waar zich een aantal naast elkaar geschikte personen of zaken bevindt: de hielen staan op dezelfde lijn; (fig.) op één stellen, staan, gelijkstellen, staan; (gew.) in lijn stellen, opstellen;
10. weg waarlangs een persoon of zaak zich beweegt of verloopt: hij ziet in de geschiedenis bepaalde lijnen; iemands lijn, zijn doen en laten; dat ligt geheel in zijn lijn, men kan verwachten dat hij zoiets doet, of: hij is daarvoor de aangewezen man; op iemands lijn zitten, het eens zijn met iemands denkbeelden; in de lijn liggen van, voortvloeien uit, in overeenstemming zijn met;
11. opeenvolging van graden van bloedverwantschap: de mannelijke, vrouwelijke lijn; in een rechte van iemand afstammen; de op-, de neergaande lijn;
12. verbinding die men zich in de vorm van een streep voorstelt;
13. verbinding door spoor, tram, boot, telegraaf enz. tussen twee plaatsen: de lijn

Rotterdam -Amsterdam; hij gaat met lijn 2 naar zijn kantoor; de op Zuid-Amerika; met lijn 2, scherts, ook voor: te voet, met de benenwagen; telefoondraad; telefoonverbinding: iemand uit Maastricht is aan de lijn, belt op; lijn 9, naam van een kaartspel;

14. (gew.) in enkele lijnen, regels;
15. de structuur van een bedrijfsorganisatie: lijnorganisatie;
16. wijze van handelen: beleidslijn;
17. (plantenveredeling) een groep planten die is verkregen door geslachtelijke vermeerdering, gedurende een aantal generaties, van telkens één (dus zelfbevruchtende) plant.

De lijn als grondbegrip wordt op verschillende manieren gedefinieerd. Platoon omschreef haar als:

1. de grens van een oppervlak;
2. lengte zonder breedte. De rechte lijn wordt bij hem (Menoon) en Aristoteles (Topika) ingevoerd met de woorden: Recht is waarvan het midden de einden bedekt. Dit betekent, dat men een lijn als een punt waarneemt, als men in haar richting ziet. Eukleides geeft de eigenaardige definitie: een rechte lijn is een lijn die gelijk ligt met de punten erop. Bij Archimedes vindt men (als axioma) de stelling dat de rechte lijn de kortste verbinding van twee punten is.

In de moderne axiomatiek van Hilbert wordt elk intuïtief begrip van rechte lijn uitgesloten. In de analytische meetkunde van het platte vlak definieert men de rechte lijn door een eerstegraads vergelijking tussen de coördinaten: ax + by + c = 0; a, b en c zijn constanten. Een kromme lijn wordt bepaald door een willekeurige vergelijking in x en y.