Belg. stad in de prov. Antwerpen (arr. Mechelen) 49,70 km2, 31400 inw. (44 % van de actieve bevolking pendelt). Lier is een kleinstedelijk centrum met een uitgebreide schoolen handelsuitrusting.
De industriële betekenis was lange tijd beperkt; op nieuwe industrieparken aan de rand van de stad kwamen sinds 1961 een betonfabriek, confectie-, schoenen drukkersbedrijven. De ontwikkeling van Lier wordt gestagneerd door nabijheid van Antwerpen. Lier is een toeristisch centrum met vele historische gebouwen en bezienswaardigheden. Sint-Gummaruskerk (1425-1515) in Brabantse hooggotiek, Sint-Jacobskapel (1383), de laatromaanse Sint-Pieterskapel (ca. 1225), gotische dominicanenkerk (1413), het begijnhof, gotisch belfort (1369) met rococostadhuis (1741), gotisch vleeshuis (1418), Gevangenenpoort (1375), en SintCorneliustoren (thans Zimmertoren met astronomisch uurwerk), overblijfselen van 14e-eeuwse stadsomwalling.Op 1.1.1977 werd Lier uitgebreid met Koningshooikt.
GESCHIEDENIS. De oorsprong van Lier wordt verweven met de H.Gummarus (ca.760), die er op aanwijzing van een engel een kerk zou hebben gesticht. Lier werd onder Hendrik I van Brabant een stad (eind 12e eeuw). De eerste omwalling dateert van 1267 en de tweede vestingring van 1389. In 1784 werden de versterkingen door keizer Jozef II geslecht en in 1830 herbouwd. In 1494 huwde Filips de Schone er Johanna van Castilië. Lier leed erg onder de Tachtigjarige Oorlog en beleefde tot in de 19e eeuw een periode van stilstand.