Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

leeuw

betekenis & definitie

m. (-en),

1. Panthera leo,na de tijger het grootste roofdier uit de familie katachtigen: men noemt de de koning der dieren; een brullende, een briesende -; de Amerikaanse—, de poema (Felis concolor); zo sterk als een ,geweldig sterk; vechten als een -,moedig, onverschrokken; tekeergaan als een briesende leeuw;
2. (fig.) moedig, sterk persoon: mijn soldaten zijn echte leeuwen;
3. afbeelding van een leeuw: de stenen aan de trap van het stadhuis;
m.n. in namen van hotels, koffiehuizen enz.: in de Gouden Leeuw logeren;
4. (heraldiek) sterk gestyleerd wapenen vlagembleem, meestal staande op achterpoten en klauwend met de voorpoten: getongde leeuw; ook als zinnebeeldige ben. voor landen en volken: de Ned., Vlaamseleeuw.

BIOLOGIE

De leeuw is in zijn verspreiding beperkt tot de vlakten van Afrika (sterk teruggedrongen in b.v. Zuid-Afrika) en één plaats in westelijk India (Gir Forest, Kathiawar). Nog in historische tijd heeft dit verspreidingsgebied zich uitgestrekt over grote delen van Azië tot in Europa (o.a. Griekenland). De schouderhoogte blijft onder 1 m; totale lengte ca. 2,70 m; gewicht 200 kg (mannetje), 175 kg (vrouwtje).

Bij de vrouwtjes ontbreken de manen. De leeuw is de enige katachtige met een dergelijk opvallende seksuele dimorfie. Leeuwen zijn sociaal en leven in groepen in los verband. De 1-7 jongen groeien in de groep op en worden daarin getraind in de jacht. Het vangen en doden van de prooi is niet een aangeboren gedragsvorm. De jacht wordt vrijwel altijd in samenwerking ondernomen, waarbij zij soms verbluffende staaltjes van inzicht in bepaalde situaties vertonen.

Het eten geschiedt in strikte rangorde: eerst het mannetje, dan de wijfjes, daarna de welpen. Kadavers worden vaak nog opgegeten als het vlees al in staat van ontbinding verkeert. Ook wordt wel prooi afgenomen, m.n. van gevlekte hyena’s in Oost-Afrika. De prooi bestaat meestal uit middelgrote tot grote planteneters als antilopen, buffels en zebra’s; in principe eet de leeuw alles wat hij kan vangen, vanaf jongen van grote en weerbare dieren als olifanten en neushoorns tot hazen en zelfs muizen. Het bemachtigen van grote en weerbare dieren kan alleen in samenwerking gebeuren en is niet altijd succesvol. In onderlinge gevechten wordt ook wel eens een leeuw gedood; al te grage welpen kunnen bij de maaltijd gedood worden door de oudere dieren.

Hoewel talrijke ondersoorten (o.a. de Kaapse en de Barbarijse leeuwen) uitgeroeid zijn (de veehoudende mens duldt geen grote roofdieren in de nabijheid), bestaat weinig gevaar dat de leeuw zijn ondergang tegemoet gaat. Als attractie in wildreservaten en als een zich gemakkelijk aan een rustig leven aanpassende en zich snel voortplantende dierentuinbewoner is de leeuw nog een verzekerd bestaan beschoren. In dierentuinen kunnen leeuwen tot 25 jaar oud worden; in het wild worden leeuwen die niet meer mee kunnen door soortgenoten gedood of door hyena’s buitgemaakt.

In bepaalde gevallen kunnen leeuwen man-eaters worden, d.w.z. zich specialiseren op mensen als prooi. Dergelijke exemplaren kunnen vaak met grote doortastendheid optreden en onder zekere omstandigheden een duidelijke bedreiging worden. Zo is de aanleg van de Oegandaspoorweg in het Tsavogebied in Kenia rond 1900 sterk vertraagd door het optreden van een aantal man-eaters onder de plaatselijke leeuwenpopulatie.

Leeuw en tijger zijn ondanks hun verschillend uiterlijk zeer nauw verwant. Beide soorten kunnen gekruist worden en leveren dan ligers (Engels) of tigeons (Frans) op. Deze laatste zijn echter sterk verminderd vruchtbaar of zelfs geheel steriel. LITT. J.H.Patterson, The man-eaters of Tsavo (1907); I.Krummbiegel, Der Löwe (1952); C.A. W.Guggisberg, Simba.

The life of the lion (1961); M.Cowie, The African lion (1966); G.B.Schalier, The Serengeti lion (1972).

GODSDIENSTGESCHIEDENIS.

In het oude Egypte werd de leeuw om zijn kracht als een heilig dier beschouwd of als god vereerd. De zonnegod werd er als leeuw voorgesteld, verscheidene godinnen werden in de vorm van een leeuw vereerd, o.a. Sechmet te Memfis, Moet te Thebe en Pachet te Speos Artemidos. In Leontopolis werd een leeuwenpaar vereerd. Evenals de stier kon de leeuw als koningsdier gelden: de koning werd afgebeeld als sfinx, d.w.z. als leeuw met een mensenhoofd. Leeuwepoten onder de troon of het mummiebed verleenden kracht en bescherming.

In Ethiopië hield de keizer een leeuw als huisdier, om zijn afstamming van Salomo, de leeuw van Juda, te onderstrepen. In de middeleeuwen werd de leeuw het symbool van Christus (Openb.5,5), en als zodanig in kerkportalen en onder preekstoelen geplaatst. De leeuw is verder het symbool van de evangelist Markus, van de H. Hiëronymus en van de duivel. LITT. U.Schweitzer, Löwe und Sphinx (1948); J.J.M.Timmers, Christ. symboliek en iconografie (2e dr. 1974).

HERALDIEK

De leeuw is een van de meest voorkomende wapenen vlagemblemen. Hij wordt in allerlei houdingen en standen (o.a. klauwaert en luipaard) afgebeeld, vaak als schildhouder (in een natuurlijke kleur of een metaal). Tong, tanden en nagels zijn vaak in kleur of metaal duidelijk onderscheiden aangegeven; een penis wijst erop dat het om een mannelijk dier gaat. Op een vlag wordt een leeuw altijd geplaatst met het front gericht naar de broekzijde, slechts aangegeven met de noodzakelijkste detailleringslijnen in de figuur zelf (het oog b.v.).

Hoe de leeuw m.n. in de Noordwesteuropese heraldiek zo populair is geworden, is nooit afdoende verklaard; aanvankelijk zou een wolf bedoeld zijn.