Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

leed, (nadeel, schade)

betekenis & definitie

o. (g. mv.),

1. lichamelijk of stoffelijk nadeel, letsel, schade (niet met betrekking tot zaken): lieve diertjes, die nooit iemand leed, deden;
2. verdriet, smart iemand aangedaan: zij heeft veel leed, van haar man;

lijden; belediging, hoon, smaad: wie wreekt de hoon en het van t land?; tot van iemand; het doet mij -, het spijt mij;

3. stommer, aan iemand zijn klagen; lief en met iemand delen, vooren tegenspoed, vreugde en smart.