(ook: blackbuck), Antilope cervicapra, middelgrote Aziatische vertegenwoordiger van de →gazellen. De Indische antiloop bewoont in kleine kudden de vlakten van India van West-Pakistan tot West-Bengalen en Bangla Desj en zuidwaarts over het Indiase Schiereiland (niet op Sri Lanka).
Behalve in de open vlakten komt de Indische antiloop ook voor in droge bostypen. Door voortschrijdende cultivatie van het land en overbevolking van de mens is de soort in Azië al zeer zeldzaam geworden; ze gedijt evenwel uitstekend in dierentuinen en is ook uitgezet als jachtwild in de VS, vanwaar onlangs zelfs dieren teruggebracht zijn voor de herbevolking van reservaten in India. Bij de Indische antiloop treft men een opvallende seksuele dimorfie aan: de mannetjes dragen kurketrekkervormige hoorns (tot 65 cm lang) en zijn zwart (blackbuck) met witte oogring, witte buik en ten dele witte poten; het wijfje daarentegen is hoornloos en bruin op de plaatsen waar het mannetje zwart is. Schouderhoogte: ca. 80 cm, gemiddeld gewicht: 40 kg. In India is deze soort vanouds een geliefd jachtwild, waarop met jachtluipaarden werd gejaagd.LITT. G.B.Schalier, The deer and the tiger (1967).