Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Haspengouw

betekenis & definitie

(Fr.: Hesbaye), Belg. geografische streek, oostelijk deel van de Leemstreek, begrensd door de lijnen Tienen—Tongeren-Eigenbilzen, Tienen—Gembloux—Namen en de Maas, ca. 1750 km2, 250000 inw. Haspengouw omvat gedeelten van de prov.

Brabant, Limburg, Luik en Namen. Het is een zacht golvend plateau, dat oploopt naar het zuiden van 80 m—220 m, met onder löss (tot 20 m dik) doorlatende secundaire krijtlagen (VochtigHaspengouw), tertiaire kleilagen en ondoorlatende silurische en devonische leien zandsteen (DroogHaspengouw). Het landschap wordt doorsneden door de Méhaigne, de Grote en Kleine Gete en de Jeker.Haspengouw is vrij dun bevolkt (150 inw. per km2); kleine agrarische wooncentra in een open landschap. De bevolking veroudert (sterfteoverschot). Belangrijke stedelijke concentraties liggen aan de rand van de streek: Tienen, Tongeren, Namen. Er is een belangrijke pendel naar Luik en Brussel. Haspengouw heeft een hoge agrarische tewerkstelling. De bedrijven zijn gemiddeld 23 ha (in het zuiden gesloten hoeven).

De akkerbouw (tarwe, suikerbieten, haver, gerst, vlas, maïs) is van groter belang dan de veeteelt (22% van het landbouwareaal). In het noorden worden appels, pruimen en kersen geteeld. Buiten de randsteden is de suikerindustrie van belang; verder te Gembloux, Borgworm en Landen produktie van landbouwmaterieel. Nieuwe industrieterreinen zijn in aanleg. Haspengouw was om zijn vruchtbare bodem reeds in het Neolithicum bewoond. Bij de gemeente Orval zijn resten van de bandkeramiekcultuur gevonden. De naam Haspengouw is afkomstig van Haspinga, een van de vier graafschappen waarin de streek in de 9e eeuw werd verdeeld.

LITT. V.Huysecom en J.Verjans, De Limburgse leemstreek (1956); T.Brulard, La Hesbaye (1962).

< >