Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

streek

betekenis & definitie

v./m. (streken),

1. strijkende beweging, b.v. met een strijkstok, een penseel; bij het schaatsenrijden: hij deed enige streken; — houden, slag houden;
2. laakbare of schadelijke daad: een stomme uithalen; sluwe daad: ik ken zijn streken; (spr.) een vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken, de ware aard zal zich nooit verloochenen; kunst, kuur: vooruit, geen streken!;
3. windstreek: een — van het kompas; streken op zijn kompas hebben, tot lelijke daden in staat zijn;
4. richting, koers, m.n. in vaste verbinding: van zijn, (fig.) voor enige tijd niet in staat zijn gewoon te reageren;
5. gang in een bepaalde richting: op — zijn, op gang;
6. (sociale geografie) regio; (algemeen) gebied: in de — van de maag.