Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

guerrilla

betekenis & definitie

[Sp., kleine oorlog], m. (-s), vorm van oorlogvoering die wordt toegepast door kleine, zelfstandig opererende groepen in de strijd tegen een in strategisch opzicht sterkere tegenstander; het element verrassing speelt een belangrijke rol.

© De guerrilla is in de geschiedenis vaak een volksoorlog geweest tegen een gehate bezetter. De term dateert uit het begin van de 19e eeuw, toen Spaans-Portugese ongeregelde troepen (guerrilleros) in verzet kwamen tegen Napoleon I. Als wijze van oorlogvoeren is de guerrilla veel ouder. Zo hadden de Romeinen en Turken met guerrillas te maken in door hen bezette gebieden. Een guerrilla is niet per definitie geïnspireerd door een linkse ideologie. De volksoorlogen in Spanje en ZuidItalië tegen Napoleon I droegen b.v. een uitgesproken monarchistisch, klerikaal en reactionair karakter.

Een guerrilla kan ontstaan wanneer een zeer ongelijke machtsverhouding bestaat tussen de heersende groepen in een land en delen van de bevolking, die zich daardoor uitgesloten voelen van enige invloed op het beleid van de bestuurders. Naarmate de controle van de heersende groepen op o.a. gewelds-, produktie-, communicatieen organisatiemiddelen groter is, wordt het moeilijker een guerrillaoorlog te voeren (USSR, Oeganda, Chili).

In de loop van de 20e eeuw heeft de guerrilla zich ontwikkeld tot een specifieke en veelvuldig toegepaste vorm van oorlogvoeren, de guerre révolutionnaire. Zij wordt gekenmerkt door een speciale strategie en tactiek, door een strakke organisatie met aan het hoofd een leider, door steun van en samenwerking met ten minste een deel van de bevolking en door een eigen motivatie. Zowel bij strijd tegen een binnenlands regime als in het geval van verzet tegen een buitenlandse bezettende macht, zijn binnenlandse sociaal-politieke hervormingen meestal in het geding. Een belangrijke reden voor het mislukken van de guerrilla in Bolivia onder leiding van Che Guevara was het gebrek aan steun van de boeren; hun motivatie was verdwenen na een landhervorming door de regering, die hun nieuwe bestaansmiddelen gaf.

De strategie van de guerrilla berust op het afmatten van de vijand. Door het aanvankelijk prijsgeven van terrein gaat de vijand zijn krachten versnipperen. Dit maakt het de guerrilleros mogelijk, door hun betere terreinkennis, via verrassingsaanvallen overwinningen te boeken op de vijand. Een guerrilla is noodgedwongen een lange-termijn strategie. Dit biedt echter voor de guerrillastrijders het voordeel dat er tijd is om een eigen militaire en politiek-sociale organisatie op te bouwen en meer groepen van de bevolking voor zich te winnen.

Een belangrijke rol kan, naast de essentiële steun van de bevolking, politieke en militaire hulp uit het buitenland spelen. Niet altijd is de steun van de bevolking vrijwillig; soms wordt deze verkregen door intimidatie en geweld. Ook komt het voor dat een guerrillabeweging die weinig steun geniet van de bevolking, aanleiding geeft tot vijandelijke maatregelen die vooral de bevolking zwaar treffen en deze zo naar de guerrillabeweging doen overgaan. Soms dient een guerrilla als overgangsfase om genoeg aanhangers en materieel te verzamelen — voor de overgang naar meer conventionele oorlogsvoering (China, Vietnam). Door de speciale vorm van oorlogsvoering zijn guerrillaorganisaties strak georganiseerd. Ook in niet-hiërarchische organisaties staat altijd een onbetwiste leider aan de top: Mao Tse-toeng, Lenin, Trotsky, Tito, Kenyatta, Ho Tsji-Minh, Ben Bella, Castro, Che Guevara.

Bekende guerrilla-activiteiten in de 19e eeuw waren: in 1812 de aanvallen van Russische boeren en kozakken op het Napoleontische leger dat zich terugtrok uit Rusland; de strijd tijdens de Taipingopstand in China (185064); acties tegen de Britten in India en Afrika, tegen de Fransen en Spanjaarden in Marokko (ca. 1850—65); de Bokseropstand in China (1899). In de 20e eeuw zijn vooral bekend: de guerrilla tijdens de Russische Burgeroorlog tussen bolsjewieken en Witrussen; tijdens de Tweede Wereldoorlog de acties van partizanen in de Balkan, die van communistische guerrillatroepen in Frankrijk en Italië en die van boeren in de Oekraïne tegen de Duitsers; in de jaren zeventig waren er wijdvertakte guerrillaoorlogen in IndoChina (met Zuid-Vietnam, Laos, Cambodja en Thailand). De bekendste guerrillaoorlogen zijn misschien de geslaagde revoluties van Castro op Cuba (1959) en van de Mau Mau onder leiding van Kenyatta in Kenya (de jaren vijftig). In Zuid-Amerika heeft zich, m.n. in de tweede helft van de 20e eeuw, een nieuwe vorm van guerrilla ontwikkeld, die gevoerd wordt met o.a. bomaanslagen en ontvoeringen en die zich voornamelijk af speelt in de steden (➝stadsguerrilla).

LiTT. G.Bonnet, Les guerres insurrectionelles et révolutionnaires de l’antiquité à nos jours (1958); C.Guevara, La guerra de guerrilla (1960; Ned. vert. 1968); Mao Tse-toeng, On guerilla warfare (1961); V.N.Giap, Peoples war, peoples army (1962); A. H.Nasution, Fundamentals of guerilla warfare (1965); G.Tanham, Communist revolutionary warfare: the Viet Minh in Indochina (1967); W. J.Pomeroy (red.), Guerilla warfare and marxism (1968); F. Sully, Age of the guerilla (1968); M.Oppenheimer, Urban guerilla (1969); E.R.Wolf, Peasant wars of the 20th century (1969); R.B.Asprey, War in the shadows (2 dln. 1975); E.Kossoy, Living with guerilla (1975); W.Laqueur, Guerilla (1977).