Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

goddelijk

betekenis & definitie

bn. en bw. (-er, -st),

I. bn.,
1. de natuur van een godheid hebbend: goddelijke wezens; goddelijke meester, Jezus;
2. van, als van een godheid: aan de Romeinse keizers werd na hun dood goddelijke eer bewezen; 3. wat de uiting van een godheid is: door goddelijke openbaring; het — Woord, de bijbel; een bedienaar van het — Woord, een predikant; (r.k.) de goddelijke deugden, geloof, hoop en liefde, omdat zij onmiddellijk God betreffen en door hem zijn ingegeven;
4. door God gezonden of bezield: een dichter; door God verleend: het recht van de overheid;
5. als van God, hemels, verrukkelijk: goddelijke muziek; wat een weer; een — meisje;

II. bw.,

1. op goddelijke wijze: de liefde waarmee God ons — wil beschenken;
2. bovenmatig schoon: zij zingt —; ook: buitengewoon lekker; als versterking: het is een

schone avond.