Ned. kunsthistoricus, *5.6.1867 Berlijn, ♱11.10.1958 Amsterdam. Friedländer was van Duitse afkomst en werd in 1952 genaturaliseerd.
Hij studeerde te München, Leipzig en Florence. Hij was van 1924—33 directeur van de Berliner Gemäldegalerie. In 1939 emigreerde hij naar Nederland. Friedländer wordt beschouwd als een van de grootste kenners van de 15een 16eeeuwse schilderkunst van de Nederlanden. Hij was bovendien een opmerkelijk stilist. Werken: Albrecht Altdorf'er (1906), Meisterwerke der niederl.
Malerei des 15. und 16. Jahrh. auf der Ausstellung zu Brügge 1902 (1903), Von Eyck bis Bruegel (1916), Der Kunstkenner (1920), Die altniederl. Malerei (14 dln. 1924—37), Von Kunst und Kennerschaft (1946), Essays über die Landschaftsmalerei und andere Bildgattungen (1947). LITT. L. Blumenreich, Verzeichn, der Schriften M.J. Friedländers (1927); H.A.
Tels, Verzeichn, der Schriften von M.J. Friedländer, 1927—42 (1942); J. Verbeek, Lijst van de geschriften van M.J. Friedländer, 1942—1957 (1957); R.M. Heilbrunn (red.), M.J. Friedländer, Erinnerungen (1967).
