[Lat. fides, geloof], o.,
1. (filosofie) term die opvattingen aanduidt die zich op geloof baseren ;
2. (theologie) term die richtingen aanduidt die niet de leer, maar de gelovige gezindheid op de voorgrond plaatsen.
Om het geloof waarop het filosofisch fideïsme een beroep doet van het godsdienstig geloof te onderscheiden, stelde G.Santayana het begrip animal faith (dierlijk geloof) voor. Filosofen zoals
S.Kierkegaard, P.Bayle en M.de Montaigne waren fideïst.
LTT. G.Santayana, Scepticism and animal faith (1955); M.Charlesworth, Philosophy of religion. The historie approaches (1972).