m., rijendunner, landbouwwerktuig om overtollige planten uit een gewasrij te verwijderen. Dunners worden veel gebruikt in de bietenteelt (bietendunner), maar ook in andere gewassen wordt hij ingezet, m.n. daar, waar uiteindelijk maar een beperkt aantal planten over mogen blijven (bij suikerbieten ca. elke 30 cm één plant).
Het teveel aan planten en het onkruid worden weggeslagen met mesjes of verende tanden, bevestigd aan een min of meer dwars op de rij staand wiel (zondunners) of aan heen en weer gaande armen (slingerdunners). In beide gevallen is de aandrijving zodanig dat de mesjes beurtelings stukjes van de rij sparen en bewerken. Naast deze ‘blindelings’ werkende machines zijn types ontwikkeld, die een tastorgaan hebben (tastdunners). Een fijngevoelig staafje tast de rij af op planten die moeten blijven staan en geeft op de gewenste momenten een elektrische impuls door aan het commanderingsmechanisme voor het mesje, dat de betrokken planten overslaat.