m. (-s, -laren), tussenpersoon op de geldmarkt, oorspronkelijk vooral voor de handel in wissels (wisselmakelaar).
Behoefte aan discontomakelaars ontstond doordat aanbieders en vragers eikaars behoefte niet kenden en de noodzaak bestond tot selectie naar vervaldata, valuta en eventuele gegoedheid van acceptant of betrokkene. Vooral toen in Nederland het acceptbedrijf zich uitbreidde werd de behoefte aan wisselmakelaars groter, nog gestimuleerd doordat de De Ned. Bank door een acceptant aangeboden papier in beginsel niet in disconto neemt. Sedert 1926 kregen zij beleningsfaciliteiten bij De Ned. Bank en werd het hun mogelijk een eigen discontoportefeuille aan te houden, gefinancierd met eigen middelen en van banken opgenomen callgeld. Bij geldkrapte konden zij altijd op belening bij De Ned.
Bank terugvallen. Geleidelijk verloren de wissels als geldmarktobject aan betekenis en werd hun plaats ingenomen door schatkistpapier. Ook hier vervult de discontomakelaar een belangrijke, de geldmarkt versoepelende functie, waardoor de banken op de open markt schatkistpapier kunnen kopen en verkopen; hun selectieve taak is nog steeds van belang, m.n. door het aankopen van papier en het aanhouden ervan tot het aan de door vragers verlangde eisen voldoet. Hun werkterrein is op de Londense geldmarkt (zie discount house en running brokers) belangrijker dan in Ned., omdat de Ned. banken ook toegang hebben tot de herdisconteringsen beleningsfaciliteiten van De Nederlandsche Bank. zie geldmarkt.
LITT. C.D.Jongman, De Ned. geldmarkt (1960); F.de Roos, De alg. banken in Ned. (1971).