Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Dijkgraaf

betekenis & definitie

m. (-graven), voorzitter van het bestuur van een dijkdistrict.

In Nederland is dijkgraaf de meest gebruikelijke titel voor de vertegenwoordiger van de landsheer (onder de Republiek der Verenigde Nederlanden van de soevereine provinciale staten, tegenwoordig van de kroon) bij het bestuur van de grotere waterschappen, speciaal bij de hoogheemraadschappen of grootwaterschappen. Terwijl de heemraden of hoogheemraden de ingelanden van het waterschap vertegenwoordigen, is de dijkgraaf ambtenaar van de hoge overheid. Bij de rechtspraak in waterschapszaken, oudtijds de voornaamste functie van de waterschapsbesturen, presideerde de dijkgraaf, trad als rechtsvorderaar op en zorgde voor de uitvoering van de vonnissen, die door de hoogheemraden gewezen werden. Bij het schouwen van dijken, watergangen enz., wat in oorsprong ook rechtspraak was, trad de dijkgraaf eveneens aldus op. Ook bij andere taken van het waterschapsbestuur had in het algemeen de dijkgraaf de leiding en was hij uitvoerend orgaan. Vroeger stemde hij, althans bij de rechtspraak, niet mee over de te nemen beslissingen.

In de 20e eeuw is hij niet alleen voorzitter van het waterschapsbestuur, maar heeft daarin altijd stem. Bovendien is hij nog steeds met het uitvoeren van de besluiten belast.

Voor België: zie polder.

LITT. A.A.Beekman, Het dijken waterschapsrecht in Ned. vóór 1795 (2 dln. 1905-07); S.J. Fockema Andreae, Hoofdlijnen van waterschapsrecht (1956); G.J.C.Schilthuis, Waterschapsrecht (1960).