Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Dader

betekenis & definitie

m. (-s), bedrijver, uitvoerder (gewoonlijk in minder gunstige zin): de van een strafbaar feit (e); (zegsw.) de ligt op het kerkhof, is onbekend.

Dader van een strafbaar feit is hij die:

1. het feit pleegt, doet plegen of medepleegt;
2. door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, het feit opzettelijk uitlokt (art. 47 Ned. WStr). Ten aanzien van de laatste komen echter alleen die handelingen in aanmerking, die hij opzettelijk heeft uitgelokt, benevens haar gevolgen (-auctor intellectualis, deelneming aan strafbare feiten). Daders zijn te onderscheiden van medeplichtigen.

Problemen bij het vinden van de dader doen zich vooral voor in drie gevallen:

1. De wetgever heeft in de strafbepaling geen dader aangewezen, maar een verboden toestand strafbaar gesteld, b.v. het verbod om met meer dan drie schepen naast elkaar in de rivier te liggen, of het verbod om met meer dan twee fietsers naast elkaar te rijden. Dader is dan degene, die in staat is de verboden toestand te beëindigen en dat niet doet: de Hoge Raad heeft voor Nederland uitgemaakt, dat alleen het vierde schip, maar wel alle drie de fietsers strafbaar zijn.
2. Kan iemand als dader worden aangemerkt, als hij door niets te doen een strafbaar resultaat teweegbrengt? B.v. een moeder verzorgt haar pasgeboren kind niet en het sterft. Ook hier is aansprakelijk degene die in staat is het resultaat te verhinderen en het toch laat ontstaan. Voor België heeft het Hof van Assisen een dergelijk geval als doodslag aangemerkt.
3. Het functionele daderschap. Gevallen die vroeger onder doen plegen zouden zijn gebracht, vallen vaker onder plegen, als de sociale situatie daarom vraagt: niet de fysiek handelende werknemer of uitvoerder is dan dader, maar de werkgever of de opdrachtgever.

De Ned. wetgever kent alleen natuurlijke personen als dader van strafbare feiten, behoudens het fiscale strafrecht en de Wet Economische Delicten van 22. 6.1950, die ook rechtspersonen en verenigingen aansprakelijk stelt. Uitbreiding van strafbaarheid van de rechtspersoon naar het gewone strafrecht ligt wel in de bedoeling. Het Belg. recht is nagenoeg analoog met het Ned., zij het in formulering enigszins afwijkend. Er is geen strafbaarheid van rechtspersonen of verenigingen.