Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Cycloon

betekenis & definitie

[Gr. kuklos, ring], m. (cyclonen),

1. wervelstorm;
2. toestel voor het scheiden van een vaste stof en een gas, b.v. in fabrieken om het aanwezige stof weg te doen trekken en voor het reinigen van rookgas.

METEOROLOGIE. Cyclonen zijn de zware wervelstormen van de tropische zeegebieden, waarvan de banen soms geleidelijk over land lopen. In Nederland en België noemt men alleen een krachtige hoos die veel schade heeft aangericht, een cycloon (de cycloon van Borculo op 10.8.1925 en die van Ameland op 11.8.1972). De cyclonen hebben al naar het gebied waar ze voorkomen een andere naam

Een tropische cycloon is een kleine diepe depressie; op de weerkaart is deze te zien in de vorm van een aantal min of meer cirkelvormige isobaren die concentrisch zijn gelegen. Binnen de kleine kern bestaat geen verschil in de luchtdruk, daar is het windstil. Verwijdert men zich uit dit centrale deel, dan wordt het verval van de luchtdruk snel groter en bijgevolg neemt de wind toe totdat op zekere afstand van het middelpunt een maximum is bereikt. Gaat men nog verder van het middelpunt af, dan neemt de wind weer af. In een tropische cycloon is dus om het centrum heen een gordel gelegen waarin de wind bijzonder sterk is, vaak van orkaankracht (windkracht 12). Beweegt men zich dwars door een tropische cycloon heen, of trekt deze recht over een bepaalde plaats, dan gaat men dus tweemaal door deze gordel met orkaanwinden heen; in beide gevallen waait de orkaan echter uit tegengestelde richting.

Een belangrijk verschil met de gewone depressies is, dat deze in de regel een veel groter oppervlak beslaan, waardoor de begeleidende verschijnselen, zoals wind en neerslag, veel minder intensief zijn. Een ander essentieel verschil is dat in de tropische cycloon slechts één luchtsoort, nl. tropische lucht, aanwezig is, terwijl in de gewone depressies meestal twee of meer luchtsoorten voorkomen.

Het centrum van de tropische cycloon staat bekend onder de naam: oog van de cycloon. Men heeft herhaaldelijk waargenomen dat de hemel daar is opgeklaard, als gevolg van de dalende beweging van de lucht rond de hartlijn van de cycloon. Daardoor is de temperatuur daar ook hoger en de lucht droger. De grootte van het oog varieert sterk; de diameter bedraagt soms 10 km, zelden meer dan 50 km, gemiddeld 30 km. Het gedrag van de barometer tijdens het passeren van een cycloon is zeer markant. Bij de nadering ziet men de barometer meestal snel dalen; de snelheid waarmee dit gebeurt, hangt af van de diepte van de cycloon en van de snelheid waarmee hij dichterbij komt. De laagste stand van de barometer die men heeft kunnen aflezen, bedroeg 889 mbar en handhaafde zich slechts enkele minuten.

Tropische cyclonen komen voornamelijk tussen de 10e-30e breedtegraad voor. Over hun ontstaan bestaat nog geen algemene overeenstemming. De cyclonen ontstaan in de doldrums of uit storingen die ter weerszijden ervan in de passaten voorkomen. Als de doldrums zich op minder dan 6° NBr. bevinden, ontwikkelen zich boven de Atlantische Oceaan slechts zelden cyclonen, maar aangezien dit gebied zich in aug. en sept. het verst naar het noorden uitstrekt, heeft de ontwikkeling van een cycloon dan de beste kansen, zoals ook uit de statistiek blijkt. Bovendien bereikt het zeewater dan zijn hoogste temperatuur. Voor de ontwikkeling van een cycloon is een zeewatertemperatuur van ten minste 27 °C nodig.

Verder is een onstabiele gelaagdheid van de atmosfeer noodzakelijk, d.w.z. dat de temperatuur zo snel afneemt met de hoogte, dat zich gemakkelijk bewegingen in verticale richting kunnen voordoen, waarbij zich buien ontwikkelen. De oorspronkelijke storing, waaruit de cycloon ontstaat, moet voor de noodzakelijke convergentie zorgen, waarbij de buien zich in een band rond het zich ontwikkelende centrum rangschikken. Dat de lucht spiraalsgewijs naar het centrum van de cycloon stroomt, heeft men met radar kunnen aantonen; op het radarscherm is duidelijk te zien dat buien die zich met de lucht mee verplaatsen, in een spiraal gerangschikt zijn. De warme en zeer vochtige lucht, die in sterk versnelde beweging naar de wolkenmuur rond het oog stroomt, stijgt in de hoge wolkentorens omhoog, om vervolgens in de tropen weer naar opzij weg te vloeien. De cycloon is een perfect werkende machine waarin de condenserende watermassa’s grote hoeveelheden condensatiewarmte leveren, die in kinetische energie worden omgezet en die zo de wervelwinden op gang houden. De snelheid waarmee de cycloon zich verplaatst, bedraagt boven de Atlantische Oceaan in het begin veelal 20-25 km/u; de beweging is, door de richting van de passaatstroming, oorspronkelijk meestal westwaarts.

Afhankelijk van de ligging der subtropische hogedrukgebieden buigt de baan op den duur meestal naar het noordwesten of noorden af. De snelheid wordt dan over het algemeen kleiner, soms blijft de cycloon dan een dag of langer vrijwel stationair, om daarna een snelheid te krijgen, die tot 65-80 km/h oploopt. De verandering in de richting van de beweging heeft meestal op of iets ten zuiden van de parallelcirkel van 30° NBr. plaats. Zodra een cycloon de zone van het polaire front bereikt (soms al tussen 30 en 40° NBr.), transformeert hij zich tot een depressie van de gematigde breedten en wordt hij tegelijkertijd in de daar heersende westelijke luchtstroming opgenomen. Soms komt hij op die manier wel in de buurt van Europa terecht. De orkaanwinden, met snelheden van 240-360 km/h, richten vaak grote schade aan. Een cycloon kan echter ook enorme verwoestingen aanrichten door het hoge water dat hij veroorzaakt.

De hoge waterstanden kunnen enerzijds het gevolg zijn van zware regens waardoor rivieren buiten hun oevers treden (er zijn gevallen bekend waarin bij het passeren van een cycloon 760 mm regen viel, evenveel als in een heel jaar in Nederland), anderzijds ook van de storm die het water tegen de kust opzet, vooral in de toppen van baaien. In de Golf van Bengalen hebben overstromingen dientengevolge aan honderdduizenden mensen het leven gekost. Op 12.11. 1970 eiste een cycloon in Bangla Desj nog ca. 300000 slachtoffers. Behalve door de wind kan het water nog worden opgezet door de ‘golf’, die de cycloon vergezelt en die het gevolg is van de lagere stand van de barometer in de kern van de cycloon vergeleken met de stand in de omgeving. Boven volle zee zal de opzet ten gevolge hiervan in de regel nog geen meter bedragen, overeenkomend met een verschil in luchtdruk van 60-100 mbar. Bij het naderen van de kust zal de golf hoger worden door het ondieper worden van het water; de hoogte ervan kan dan tot enkele meters oplopen.

Vrijwel overal waar cyclonen veelvuldig voorkomen, heeft men waarschuwingsdiensten om de bevolking tijdig te kunnen waarschuwen. In de VS gebruikt men speciaal voor dit doel ingerichte vliegtuigen om cyclonen op te sporen. Sinds 1960 dragen ook weersatellieten in belangrijke mate bij tot het opsporen en volgen van cyclonen. Er werden al duizenden, vaak bijzonder fraaie opnamen van deze cyclonen gemaakt.

Tegenwoordig worden hiervoor vooral geostationnaire satellieten gebruikt. De ontwikkeling van een cycloon kan daarmee voortdurend gevolgd worden, omdat ieder half uur een opname wordt gemaakt (’s nachts met behulp van infrarode straling).

De kwaliteit van de waarschuwingen kon hierdoor aanmerkelijk worden verbeterd. Dat dit niet overbodig is, blijkt uit de aantallen cyclonen boven de Atlantische Oceaan, die in de jaren 1901-55 zijn gerapporteerd: in totaal waren er 419, waarvan 1 in jan., 8 in mei, 24 in juni, 28 in juli, 86 in aug., 149 in sept., 96 in okt., 26 in nov., en 1 in dec. Van jaar tot jaar lopen de aantallen sterk uiteen. Het hoogtepunt van het cyclonenseizoen ligt dus duidelijk rond sept. De tyfonen in de Chinese Zee bereiken ongeveer tezelfdertijd hun maximum. Hun jaarlijkse aantal is ongeveer viermaal zo groot als dat van de hurricanes in de Atlantische Oceaan.

Aan elke cycloon geeft men een meisjesnaam, zodra deze als cycloon is herkend. Daartoe wordt voor het begin van elk jaar een alfabetische lijst met namen gepubliceerd, die achtereenvolgens aan de cyclonen worden gegeven. Het vermelden van namen vereenvoudigt het doorgeven van de berichten, vooral wanneer er meer dan één cycloon tegelijkertijd voorkomt. [drs.C.J.van der Ham]

TECHNIEK. Een cycloon is een stof afscheider met de werking als een centrifuge, met dit verschil dat er bij een cycloon geen draaiende trommel of delen zijn, maar dat de te zuiveren gassen met grote snelheid tangentiaal (dus aan de omtrek rakend) aan de bovenzijde van de cycloon worden ingebracht. Door de grote beginsnelheid botsen de stofdeeltjes of vaste bestanddelen tegen de wand van de cycloon, worden daardoor afgeremd en vallen in de kegelvormige onderzijde, waar zij opgevangen worden in een bunker. Er is vaak in de onderkegel nog een aantal kegelmantels van plaatstaal aangebracht om het opdwarrelen van stof en te sterke wervelingen van de gasstroom te verhinderen.

Het gereinigde gas stroomt via sleuven naar boven toe weg. Deze sleuven zijn voorzien van remschoepen om de radiale snelheid van het gas tot bijna nul te reduceren. Het vangcijfer voor een cycloon is afhankelijk van de fijnheid van de stof. De afscheidende werking neemt snel af bij toeneming van de middellijn van de cycloon; daarom wordt veel gebruik gemaakt van een batterij kleine cyclonen (multicyclonen). Om zeer fijne stoffen af te scheiden worden natte vangers achter de cycloon geplaatst, waarbij de gasstroom langs een watergordijn geleid wordt.

LITT. I.R.Tannehill, Hurricanes (1956); G.E. Dunn, B.I.Miller, Atlantic hurricanes (1964).

< >