v./m., (ook: cafeïne, caffeïne, theïne), 1,3,7-trimethylxanthine, een alkaloïde dat in koffiebonen voorkomt.
(e) Het gehalte aan coffeïne in gebrande koffiebonen is 1 %, het gehalte in thee schommelt tussen 0,8 en 4,7 %, kolanoten bevatten ca. 17 %. Coffeïne kristalliseert uit in water in zijdeglanzende naalden. Anhydrische coffeïne smelt bij 235-237,5 °C. Het is in warm water goed, in koud water weinig oplosbaar. Men verkrijgt coffeïne gewoonlijk door extractie met chloroform uit afval van theebladeren en koffiebonen. Kleine doses coffeïne geven een verscherping van het bewustzijn, men voelt zich wakker, en maakt gemakkelijk contact (praat graag).
Er is een lichte aanzet van de urineproduktie (diuresis). Grote doses, in bepaalde vorm als injectie bereid, geven sterke prikkeling van het ademcentrum, vooral duidelijk als dit wat zwak functioneert. Het is daarom een al heel vroeg onderkend analepticum, maar in de geneeskunde vrijwel in onbruik geraakt omdat er veel actiever preparaten zijn gevonden. Coffeïne is nu alleen nog van belang omdat het een bestanddeel is van gebruikelijke dranken: koffie, frisdranken.